Het is een onderscheidingsteken van de kinderen Gods, dat zij de liefde van Christus kennen. Allen, die van de dood tot het leven zijn overgegaan, zonder uitzondering, wat zij verder ook weten of niet weten, hebben deze leren kennen. Daarentegen kennen allen, zonder uitzondering, die niet verlost zijn, wat zij verder ook mogen weten, van haar niets. Want de liefde van Christus kennen, haar liefelijkheid smaken, haar persoonlijk en levend te ondervinden, door de Heilige Geest uitgestort in het hart, dit is het voorrecht alleen van het kind van God. Dit is de veilige omheining, waardoor geen vreemdeling kan binnenkomen. Dit is de hof van de Heere, zo goed voorzien van muren en heggen, dat geen wilde dieren van het woud daar door kunnen gaan. Slechts de verlosten van de Heere wandelen daarin. Zij, en zij alleen mogen daar vruchten plukken en het goede genieten, dat daar gevonden wordt.
Hoe belangrijk is dus de vraag: Ken ik de liefde van Christus? Heb ik haar gevoeld? Heb ik haar verstaan? Is zij in mijn hart uitgestort? Weet ik, dat Jezus mij liefheeft? Is mijn hart levend gemaakt en brandende en tot Hem getrokken door het heerlijk, verblijdend bewustzijn, dat Christus mij waarlijk heeft liefgehad, mij uitverkoren en Zijn hart op mij gezet heeft? Maar zo waar als het is, dat ieder kind van God de liefde van Christus kent, even waar is het, dat alle kinderen van God deze liefde niet in dezelfde mate kennen.
In Christus zijn zuigelingen, jongeren, mannen en vaders. En evenals zij in alle andere dingen vorderingen maken, zo ongetwijfeld ook hierin. In waarheid, toeneming van liefde, een beter begrip van de liefde van Christus, dit zijn de beste en zekerste kentekens, waaraan wij kunnen weten of wij opwassen in de genade of niet. Zijn wij opgewassen in de genade, dan kan het niet anders of wij zijn gevorderd in de kennis van de liefde van Christus of in wederliefde. Velen geloven in Jezus en weten iets van Zijn liefde, maar o, hoe weinig is dit in vergelijking met hen, die doorgedrongen zijn tot de binnenste kamers en geproefd hebben van de geurige wijn van de granaatappels van Christus. Sommigen zijn begonnen de berg te beklimmen, en het landschap aan hun voeten is liefelijk en mooi, maar bij lange niet zo mooi als het hun zou lijken, wanneer zij konden staan, waar de meer gevorderde heiligen staan, en konden zien naar het oosten en westen, naar het zuiden en noorden, om te aanschouwen de lengte en breedte en diepte en hoogte van de liefde van Christus, die alle verstand te boven gaat.