Neem de koninklijke taak van de heiligen. Zij zijn koningen. Zij zullen niet maar koningen zijn in de hemel, maar ze zijn ook koningen op aarde. Want hoewel mijn tekst dat niet zo zegt, staat in de Bijbel op een andere plaats: U bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom. We zijn juist nu koningen. Ik wil graag dat u dat begrijpt, voordat ik u het verder uitleg. Elke dienaar van de levende God heeft niet alleen het vooruitzicht om een koning in de hemel te zijn, hij is nu koning; en met betrekking tot zichzelf en zijn broeders moet hij zeggen: En Gij hebt ons voor onze God tot koningen en priesters gemaakt; en wij zullen als koningen heersen op de aarde. Een Christen is een koning. Hij lijkt niet alleen een koning, maar Hij is een koning, echt en in werkelijkheid. Dat zal ik aantonen.
Denk aan Zijn koninklijke afkomst. Wat een ophef maken sommige mensen niet over hun grootvaders, grootmoeders en verre voorouders. Ik herinner me dat ik eens op het Trinity College de stamboom heb gezien van een of andere belangrijke lord, die terugging tot Adam, en Adam, de eerste mens, was bezig de grond te bewerken. De hele weg terug was getraceerd. Natuurlijk geloofde ik dat niet. Ik heb gehoord dat sommige stambomen zelfs nog verder terug gaan. Ik laat dit verder over aan uw eigen gezond verstand om er wel of geen geloof aan te hechten. Wat zouden sommige mensen niet geven voor een stamboom waarin graven, markiezen, koningen en prinsen voorkomen! Ik geloof echter dat niet dat wat onze voorouders waren, maar wat we zelf zijn ons doet lichten voor God; en hel is niet het weten dat we blauw bloed in onze aderen hebben, maar het weten dat we wandelen in de wegen van de Heere en de kerk tot eer strekken dat ons eerbaar maakt.
Maar aangezien sommige mensen zich beroemen op hun afkomst, wil ik me erop beroemen dat de heiligen de beste afkomst van de hele wereld hebben. Noem me Caesar, of Alexander of zelfs onze eigen goede Koningin: Ik zeg u dat ik van dezelfde hoge afkomst ben als Hare Majesteit of als de meest trotse koning ter wereld. Ik stam af van de Koning der Koningen. Heiligen kunnen zeker spreken over hun afkomst – ze mogen zich erop beroemen, ze mogen ermee gloriëren – want ze zijn waarlijk en zeker zonen van God. Hun moeder, de Kerk, is de Bruid van Christus; Hij is de twee maal geboren zoon van de hemel, waarvan een keer van het koninklijk bloed van het heelal. De armste vrouw of man op aarde, die van Christus houdt, is van koninklijke afkomst. Geef iemand de genade van God in zijn hart en zijn afkomst wordt edel. Ik kan mijn stamboom nagaan, en ik kan u zeggen dat deze zo oud is dat er geen begin aan is; hij is ouder dan die van alle machtige mensen samen. Want mijn Vader is van voor alle eeuwen, en daarom heb ik werkelijk een oude, koninklijke afkomst. Heiligen hebben, net als koningen, een schitterend gevolg.
Koningen en heersers kunnen niet reizen zonder staatsie. Vroeger hadden ze nog veel meer pracht en praal om zich heen dan nu; maar zelfs nu zien we het nog als er een staatsbezoek wordt afgelegd. Er moeten dan een speciaal paard en een schitterende wagen en een escorte komen met alle praal die daarbij hoort. En zo hebben ook de koningen van God, die door Jezus Christus tot koningen en priesters zijn gemaakt voor hun God, een koninklijk gevolg. U zult zeggen: Maar ik zie sommige van hen gekleed in lompen, ze zijn helemaal alleen op de wereld, zonder vrienden en zonder hulp. Ja, maar dan blijkt dat uw ogen het verkeerd zien. Als u ogen had om te zien, zou u opmerken dat er altijd een wacht van engelen staat rond ieder lid van de met bloed gekochte familie.
U herinnert zich nog wel dat de knecht van Elia niets kon opmerken rondom Elia, totdat zijn meester zijn ogen opende. Toen zag hij de paarden en wagens rondom Elia. Zeker, er zijn paarden en wagens rondom mij. En waar u, heilige van de Heere, ook bent zijn er paarden en wagens. In de slaapkamer waar ik ben geboren stonden engelen, om mijn geboorte in de hemel aan te kondigen. In zeeën van moeilijkheden, waar golf na golf over me heen dreigt Ie slaan, zijn engelen om mijn hoofd op te tillen. Als ik zal sterven en mijn rouwende vrienden mij weeklagend naar het graf zullen dragen, zullen engelen bij mijn baar staan. En als ik in het graf lig, zal een machtige engel mijn stof bewaken en met de duivel vechten om het bezit ervan. Waarom zou ik vrezen? Ik heb een hele groep engelen om mij heen die me gezelschap houden wanneer ik buiten loop.
Koningen en prinsen hebben bezittingen die hen rechtens toekomen. Bijvoorbeeld, Hare Majesteit de Koningin bezit haar paleizen, haar koninklijke kroon, haar scepter enzovoort. Maar heeft een heilige een paleis? Jazeker, ik heb een paleis, waarvan de muren niet zijn gemaakt van marmer, maar van goud; de tuinen zijn kostbare edelstenen, de ramen zijn van agaat; de stenen zijn in fraaie kleuren ingebed en eromheen is een overvloed aan kostbare dingen; hier en daar glanzen robijnen, temidden daarvan zijn parels maar hele gewone stenen. Sommigen noemen het een huis, maar ik heb het recht om het ook een paleis te noemen, want ik ben een koning. Het is een huis, wanneer ik naar God kijk, maar wanneer ik naar de mensen kijk is het een paleis, want het is de woning van een prins. Onthoud echter wel waar dit paleis ligt. Ik ben geen prins van India, ik heb geen erfdeel in enig veraf gelegen land waarvan mensen dromen, ik bezit geen El Dorado, maar ik heb een tastbaar paleis.
Daar, aan de andere kant, op de heuvels van de hemel staat het; ik weet niet precies wat de plaats ervan is tussen de andere huizen van de hemel, maar daar staat het: en Ik weet dat indien de aardse tent wordt afgebroken, ik een eeuwig huis van God zal hebben, niet met handen gemaakt. Hebben christenen ook een kroon? Jazeker, maar ze dragen die niet elke dag. Ze hebben een kroon, maar de dag van de kroning is nog niet aangebroken. Ze zijn reeds gezalfd tot koningen, ze hebben reeds iets van het gezag en de waardigheid van koningen, maar ze zijn nog niet gekroond tot koningen. De kroon is echter al gereed. God wil de hemelse goudsmeden niet opdragen die achteraf te maken; de kroon is al gemaakt en hangt in volle glorie te wachten. God heeft mij de kroon der rechtvaardigheid opgezet. O heilige, als u slechts een geheime deur in de hemel zou openen, dan zou u de schatkamer gevuld met kronen kunnen zien.
Toen Cortes het paleis van Montezuma binnenging, vond hij een geheime kamer die was ingemetseld, en hij dacht dat de rijkdom van de hele wereld daar was, zoveel verschillende dingen waren er opgeslagen. Wat zou u wel niet te zien krijgen, wanneer u Gods geheime schatkamer zou kunnen betreden! U zou zeggen: Zijn er zoveel koningen, zoveel kronen, zoveel prinsen? Ja, en een engel in witte kleren zou antwoorden: Onthoud die kroon daar, die is voor u. En wanneer u erin zou kunnen kijken, zou u lezen: Gemaakt voor een zondaar die gered is door genade. Hij heet…; en u zou uw ogen maar amper geloven, wanneer u uw eigen naam daarin gegraveerd zag staan. U bent inderdaad een koning voor God, want er ligt een kroon in de hemel voor u klaar. Elk ander insigne dat maar hoort bij koningen, dat zullen heiligen ook hebben. Ze zullen witte gewaden hebben en harpen, en alles wat bij hun koninklijke status hoort, zodat het echte koningen zijn en geen namaak- koningen, gekleed in de purperen klederen van de hoon en getooid met het opschrift: Koning der Joden. Nee, we zijn echte koningen. Hij heeft ons gemaakt tot koningen en priesters voor onze God.
Koningen worden beschouwd als de meest rechtschapen mensen. Men kijkt altijd tegen hen op en ze worden gerespecteerd. Wanneer men maar zegt: Hier is de koning!, gaat de menigte al opzij. Ik zou niet veel respect afdwingen, wanneer ik zou proberen me zo door een menigte te bewegen; maar indien iemand zou roepen: Hier is de Koningin!, zou iedereen aan de kant gaan en plaats voor haar maken. Een vorst dwingt over het algemeen gesproken respect af. Wij denken dat wereldlijke prinsen de meest rechtschapen mensen ter wereld zijn; maar wanneer men God dat zou kunnen vragen, zou Hij antwoorden: De heiligen, in wie Ik een welbehagen heb, zijn de rechtschapenen.
Praat me niet over klatergoud en prullaria, of over goud en zilver; praat me niet over diamanten en parels of over afkomst en stand; spreek niet tegen me over pracht en praal, maar vertel me dat iemand zich als heilige heeft gewijd aan de Heere, want dan is hij een rechtschapen mens. God respecteert hem, de engelen respecteren hem en het gehele heelal zal hem eens respecteren op de dag, dat Christus zal komen om hem ter verantwoording te roepen en zal zeggen: Wel gij, goede en getrouwe dienstknecht; ga in in de vreugde uws Heeren. U zondaar, u mag een kind van God nu verachten; u mag om hem lachen en zeggen dat hij een hypocriet is; u mag hem een heilige noemen, of een methodist of een huichelaar of wat u maar wilt; maar besef wel dat deze benamingen zijn waardigheid niet zullen aantasten. Hij is de rechtschapene op deze aarde en God betitelt hem zo.
Maar sommigen onder u zullen zeggen: Ik wilde dat u maar eens het bewijs gaf van wat u beweert, als u zegt dat heiligen koningen zijn. Want als we koningen zouden zijn, zouden we nooit enige zorgen hebben; koningen zijn nooit zo arm als wij, en ze hebben nooit zoveel te verduren als wij! Wie heeft u dat verteld? U zegt dat u een gemakkelijk leven zou leiden, wanneer u koning was. Lijden koningen nooit?