En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op deze dag. Genesis 48:15
De stem van de oude man haperde toen hij zei: ‘Die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op deze dag.’ Hij sprak over de Heere als zijn Herder. Jakob was een herder geweest en daarom wist hij waarover hij sprak. De vergelijking heeft een rijke betekenis. Jakob was dikwijls zijn eigen weg gegaan en hij had voor zichzelf willen zorgen. Toen hij zijn eigen weg ging, was hij vaak in de doornen terechtgekomen en had hij vaak in de woestijn gedwaald. Omdat hij zijn eigen herder wilde zijn, had hij dikwijls een zwaar leven gehad. Maar ondanks al zijn eigenzinnigheid had God hem door Zijn verbond gehoed en dat erkende hij. O, dierbare heiligen van God, u voor wie de jaren vermenigvuldigd zijn, prijs God omdat Hij uw Herder wilde zijn. U verheugt zich in de drieëntwintigste psalm; zing die ook eens met een kleine variatie door de verleden tijd te gebruiken: ‘De HEERE was mijn Herder, mij ontbrak niets. Hij deed mij nederliggen in grazige weiden; Hij voerde mij zachtjes aan zeer stille wateren. Hij verkwikte mijn ziel; Hij leidde mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik vreesde geen kwaad, want Gij waart met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroostten mij.’ Getuig van het feit dat God uw Herder is geweest, want dat kan anderen ertoe brengen schapen van Zijn kudde te worden.