Gebed.
O HEERE God, help ons om U werkelijk en oprecht te aanbidden. Wij danken U voor deze gelegenheid. Wij zegenen Uw Naam voor het apart zetten van dit gewijde seizoen. Heere, wilt U de deur van de wereld voor ons sluiten? Help ons om onze zorgen te vergeten. Stel ons in staat om rein te leven in deze wereld. Mogen we ons ontdoen van al haar verkeerde neigingen. Laat toch de aantrekkingskracht van alle verkeerde dingen verdwijnen en wilt U ons tot U brengen.
Wij vragen niet om een bijzonder teken, ook niet om een engel in blinkende kleding te zien. Maar wij vragen U wel dat wij door het geloof Jezus mogen zien, en dat Zijn aanwezigheid zo duidelijk onder ons verwezelijkt mag worden, opdat wij zo gelukkig mogen zijn alsof onze ogen Hem aanschouwden. Geef toch dat wij Hem mogen liefhebben en vertrouwen en Hem even ernstig aanbidden zoals wij zouden doen wanneer wij onze vingers op de littekens van de spijkers konden leggen.
O, Gij dierbare Heer Jezus Christus, wij aanbidden U met heel ons hart. Gij zijt de Heer van allen. Wij dankzeggen U dat U Mens wilde worden zodat U onze naaste verwant zou zijn, en als naaste verwanten danken wij U dat U ons in de echt verbonden hebt met Uzelf en dat Gij ons en onze erfenis hebt verlost uit de gevangenschap waarin wij waren verkocht. Gij hebt Uw leven gegeven voor Uw volk. Gij hebt Uw volk vrijgekocht met het bloed van Uw hart. Daarom zijt Gij voor altijd geliefd en aanbeden.
U bent niet hier want U bent opgestaan. Onze zielen zouden de stralende weg willen volgen waarlangs Gij bent opgestegen door de paarlen poorten tot aan de troon van Uw Vader. Wij schijnen U daar te zien zitten, Mens, maar toch God, heersend over geheel Uw volk, onze oren vangen bijna de accenten van het eeuwige lied dat aan Uw voeten rolt: “Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.” Heer, wij zeggen: “Amen.” Wij verenigen ons met de menigte die Uw troon omringt, wij verheffen onze zwakke stemmen in oprechte “Amens,” want Gij zijt geslacht en hebt ons door Uw bloed tot God verlost en hebt ons tot koningen en priesters voor God gemaakt. Wij zullen met U regeren, want hoewel de hemel ver weg is, weten wij dat wij zeer nabij bij Uw hart zijn.
Gij kijkt over de hoofden van de eskaders der engelen om ons te aanschouwen en Gij hoort de lofprijzingen en het kermen van Uw welbeminden, want zijn wij niet het meest nabij U, Uw vlees en Uw gebeente? We weten dat wij dat zijn. We voelen de banden van verwantschap in ons. Wij zijn van onze Geliefde, en Hij is de onze, en wij verlangen ernaar om door de menigte die Hem omringt heen te komen, en naar de voorgrond te treden, en daar te buigen aan de lieve voeten die voor ons aan het kruis werden genageld, om het Lam te aanbidden dat leeft voor eeuwig en altijd, dat heeft gezegevierd om het boek te nemen en de zeven zegels daarvan te openen, aan Wie zij de heerlijkheid, Hallelujah!
O, Verlosser, aanvaard deze arme lofprijzingen. Zij komen van hen die Gij liefhebt, en zoals wij prijs stellen op alle kleine dingen die komen van hen die wij liefhebben, zo voelen wij dat Gij de dankzegging, de eerbiedige hulde van Uw volk wilt aanvaarden. Wij zijn verlost en gemaakt tot een volk dat dicht bij U staat, wier namen zijn gegraveerd in de palmen van Uw handen, van wie Gij het hoofd zijt en voor wie Uw hart klopt, waarachtig en vol van liefde, ook op dit moment.
O, wij kunnen zeggen dat wij U liefhebben. We zouden willen dat we U nog meer konden liefhebben, want U bent ons zeer dierbaar. Er is niets op aarde zoals U. Voor de liefde van Uw Naam zouden wij leven en sterven. Als we denken dat we meer van U houden dan wij kunnen voelen, bidden we dat we nog meer van U mogen houden dan we denken. O, neem onze harten weg en verenig ze met Uw eigen hart en ziel en leven, want wie hebben wij in de hemel buiten U, er is ook niemand op aarde die wij begeren naast U.
Wij aanbidden de Vader, wij aanbidden de Zoon, wij aanbidden de Heilige Geest met al de krachten van ons wezen. Wij vallen neer voor de vreselijke, maar glorierijke troon van de oneindige Majesteit des hemels. De Heere aanvaardt ons, daar wij deze lofprijzing brengen in de Naam van Jezus.
En nu, gezegende Heer, kijk neer op hen die U niet liefhebben. O Verlosser, kijk naar hen met Uw ogen die zijn als vlammen van vuur. Laat hen zien hoe slecht zij U behandelen. Mogen zij voor zichzelf opmerken hoe vreselijk hun ondankbaarheid is tot het bloed van de Verlosser, hoe onverschillig hun hart is tot Deze Zaligmaker. O, breng de achtelozen en de goddelozen tot het zoeken van genade. Laat hen die ernstige dingen uitstellen beginnen in te zien dat alleen al de gedachte aan uitstel verraad is aan de Majesteit van Christus. O Heiland, richt Uw pijlen en laat ze velen verwonden, zodat ze voor U neervallen en om genade roepen.
Daar zijn er enkele die gewond zijn, met een gebroken hart zoeken zij de vrede. Mannen en vrouwen, zoals Cornelius, die de woorden willen horen die God hen gebiedt.
O, kom goddelijke Geneesheer en heel elk gebroken gebeente. Kom met Uw heilige nardus die Gij hebt samengesteld uit het bloed van Uw eigen hart, en leg het aan het gewonde geweten, en laat het zijn kracht uitoefenen. O, geef vrede aan hen wier geweten is als een onrustige zee die niet kan rusten.
O God, onze God, laat het onderwijs van de zondagsschool, de prediking van de evangelisten en de persoonlijke bezoeken niet tevergeefs zijn. Geef bekeringen. Wij bidden het uit het diepst van ons hart. Toch kunnen wij ook zingen, want Gij hebt ons reeds overvloedig verhoord, en ons hart verheugt zich in God, de Heiland, die zo genadig werkt onder de mensenkinderen.
Wij hebben met verbazing gezien hoe de Heilige Geest zelfs op de grootste zondaars is neergedaald, en mensen die ver van God af stonden, zijn binnengebracht. Maar, Heer, doe meer van dit onder ons. Laat ons grotere dingen zien dan deze. Waar U er één kunt redden, kunt U ook honderden redden tot lof van de heerlijke Naam van de Welbeminde.
Heere, behoed ons allen voor de zonde. Leer ons behoedzaam te wandelen. Stel ons in staat onze geest te behoeden voor dwaling in de leer, ons hart voor verkeerde gevoelens, en ons leven voor slechte daden. O, mogen we nooit onverstandig spreken met onze lippen, noch toegeven aan boosheid. Bovenal, behoed ons voor hebzucht, wat afgoderij is, en voor kwaadwilligheid, die van de duivel is. Geef ons dat wij vol zijn van lieflijkheid en licht. Moge de liefde in ons wonen en in ons heersen. Laat ons niet zelfzuchtig zijn, maar laat ons leven voor onze naaste. Geef ons te leven voor Jezus. Er is geen leven buiten dat. Help ons christenen van Christus zijn, en laat ons in alles het licht weerspiegelen dat wij van Hem ontvangen.
Zegen onze geliefde kerk en al haar organisaties. O God, draag er zorg voor. O! Maakt Gij ieder lid van de Kerk tot een voorganger over anderen. Laat allen samen streven naar het welzijn van allen en zo moge Uw koninkrijk onder ons komen.
Maak toch al de kerken van Jezus Christus voorspoedig. Wat we voor onszelf vragen, zoeken we ook voor anderen. Laat zendelingen vooral geholpen worden door Uw Geest en moge er een dag komen waarop de geest van de mensen meer voorbereid is om het Evangelie te ontvangen, en moge het koninkrijk van de Messias komen tot de omverwerping van haar die op de Zeven Heuvelen zit, en tot het eeuwig afnemen van Mohammeds maan, tot de omverwerping van elke afgod, opdat Christus alleen moge heersen. Wij vragen dit met ons gehele hart. Heers, Immanuel, heers. Zit op die hoge troon. Rijd op Uw witte paard en laat de legers van de hemel U volgen tot de overwinning. Kom, Heer Jezus. Kom haastiglijk. Amen en amen.