Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit de hemel te eten… Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. Johannes 6:31, 49
Het manna had een zoetheid in zichzelf. Ik kan u niet vertellen hoe het precies smaakte. Sommigen zeggen dat het smaakte als honingkoeken. De joodse betekenis is dat het smaakte overeenkomstig ieders eigen smaak; zodat, als de ene een voorkeur had voor deze en de andere voor een andere smaak, het voor ieder van hen een persoonlijke delicatesse was. Dit weet ik wel — dat de Heere een zoetheid heeft, waarin ik mij persoonlijk kan verheugen. Ik kan u niet vertellen hoe die zoetheid is, want u zult allen zelf moeten proeven. Ik geloof dat de Heere een zoetheid voor mij heeft die verschilt van de zoetheid die u in Hem proeft, omdat onze omstandigheden en verlangens kunnen verschillen. Hoewel er sprake is van die grote kerk van God, een zoete gemeenschap van vreugde in de Heere, kent toch iedere gelovige zijn eigen blijdschap. Heel Israël kon heel Kanaän opeisen en toch had iedere Israëliet zijn eigen stuk land. Zo kunnen ook alle gelovigen Christus opeisen en toch zal iedere gelovige zijn deel ontvangen dat alleen hem toebehoort. O, de zoetheid die er is in het brood dat uit de hemel is nedergedaald!