En de duif kwam tot hem tegen de avondtijd; en ziet, een afgebroken olijfblad was in haar bek… Genesis 8:11
Welk een beeld van vrede en deugd is de duif, dat vogeltje dat door Gods volk zo dikwijls werd gebruikt als offerdier. Ze doet mij denken aan een ander beeld uit Gods schepping. Beladen takken hangen laag. De brandnetel groeit hoger dan de andere kruiden, maar het viooltje ligt beschut onder zijn bladeren en kan slechts door zijn geur ontdekt worden. Toen we op zekere dag langs een beek wandelden, werden wij ons bewust van een heerlijke geur en pas toen zagen we de blauwe bloempjes die vanaf de grond waarop we stonden, zo zachtmoedig opkeken. De deugd is altijd bescheiden, en bescheidenheid is op zichzelf al een deugd. Degene die opvalt door zijn werkelijke uitnemendheid en niet door zijn zelfzuchtige eigenroem, is een mens die het waard is gekend te worden. Gezegende Heere Jezus, blijf bij mij; openbaar Uzelf en blijf de hele nacht bij mij, zodat U, als ik wakker word, nog bij mij bent. Ik merk op dat de duif een afgeplukt olijftakje in haar snavel meebracht, de herinnering aan de voorafgaande dag en een profetie voor de toekomst. Kan ik geen verheugend verslag thuisbrengen? Heb ik geen belofte en oprechte goedertierenheid om naar uit te zien? Ja, Heere, ik bied U mijn dankbare erkenning aan voor Uw tedere goedertierenheid die iedere morgen nieuw en iedere avond fris is. En nu bid ik U, steek Uw hand naar mij uit en breng mij, Uw duif, aan Uw boezem.