Bid in de Heilige Geest. (Judas 1:20)
Lees verder Romeinen 8:26—27.
Met zo’n gebed is het absoluut zeker dat ik met God in het gebed het gewenste doel zal bereiken. Als mijn gebed van mijzelf was dan zou ik daar niet zo zeker van zijn. Maar als het gebed wat ik uitspreek Gods eigen gebed is, geschreven op mijn hart, dan zal God altijd één zijn met Zichzelf. Wat Hij op het hart schrijft, staat daar alleen geschreven omdat het geschreven staat in Zijn voornemen. Een oude goddelijke heeft eens gezegd dat het gebed de schaduw van almacht is. Onze wil, als de Heilige Geest die beïnvloed, is de aanwijzer van Gods wil. Als Gods volk bid dan is dat omdat er zegen komt. Hun gebeden zijn de schaduw van de komende zegen. Weet dit zeker, broeders, dat God Zichzelf niet kan verloochenen. Hij spreekt Zichzelf nooit tegen. Jij en ik kunnen onszelf tegenspreken, niet alleen met leugens maar zelfs door zwakheid. Soms zijn we niet in staat om ons woord te houden, we kunnen vergeten wat we gezegd hebben en zo op een ander moment iets zeggen wat tegenspreekt wat we eerst gezegd hebben. Maar God heeft geen zwak geheugen, ook is Zijn wil niet veranderlijk. Wat Hij gisteren beloofd heeft, vervuld Hij vandaag. Wat Hij hier gezegd heeft, verklaard Hij daar. Als God dan in mijn hart zegt: “Bid voor dit of dat” dan is dat omdat Hij het gezegd heeft in het boek van Zijn besluiten. Wat de Geest van God op ons hart schrijft komt altijd overeen met de woorden van het lot in het boek van Gods eeuwige doel. Het is zeker dat je niets anders dan je gewenste doel bereikt wanneer je je ziel als een vel papier voor de Heere hebt neergelegd en Hem gevraagd hebt erop te schrijven. Dan is het niet meer alleen jou eigen gebed, maar ook van de Heilige Geest die in je meebid naar de wil van God.
Ter overdenking
We kunnen niet zomaar garanderen dat we bidden in de Geest maar we zitten in de goede richting als we bidden in geloof (Mattheüs 21:22), in Jezus’ naam (Johannes 14:13—14; 16:24) en in overeenstemming met Gods geopenbaarde wil (1 Johannes 5:14—15), terwijl we gemeenschap hebben met Christus (Johannes 15:7) en gehoorzaam zijn aan God (1 Johannes 3:22).
Preek 719, 4 november 1866