Echter, wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed wij allen vallen af als een blad en onze misdaden voeren ons weg als de wind. Er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich beijvert om U vast te grijpen, want U verbergt Uw aangezicht voor ons en U doet ons wegkwijnen in de greep van onze ongerechtigheden. (Jesaja 64:6—7) Lees verder Handelingen 26:9—20.
Als je voelt hoe zondig je bent en daarover huilt, stop daar dan niet. Geef jezelf geen rust totdat je ervan verlost bent. Want het is één ding om te zeggen, “Oh ik ben zondig,” maar het is iets heel anders om te zeggen, “Hij heeft mij verlost van de zonde!” Het is één ding om berouw te hebben waardoor je jezelf afkeert van de zonde waar je eerst van hield en het is iets anders om over je berouw te praten. Oh, ik heb wel eens een kind van God gezien toen hij gezondigd had, ik heb zijn ontroostbare daden gezien, ik heb zijn treurige bekentenissen gehoord en ik kan zeggen dat mijn hart uitgaat naar de man met tranen van berouw van het juiste soort. Het is onder de hemel een van de mooiste dingen om te zien als een gelovige die iets verkeerd heeft gedaan, zegt, “Ik heb gezondigd.” Als hij zichzelf niet meer trots tegenover zijn God stelt maar zichzelf vernederd als een kind. Zo iemand zal verhoogd worden. Maar ik heb ook wel eens mensen gezien — het is vreselijk om te zien — die kunnen zondigen en zich bekeren, weer zondigen en zich weer bekeren. Oh, zo’n tranenloze bekering is verderfelijk! Pas daar voor op, broeders. Ik ken een man die jaren geleden bekeerd zegt te zijn, sinds zijn zogenaamde bekering heeft hij in een bij hem bekende zonde geleefd. Toch denkt hij dat hij een kind van God is omdat hij nadat hij in die zonde gevallen is in een korte tijd van duisternis leeft die voortkomt uit zijn geweten. Maar na verloop van tijd stilt hij dat geweten en zegt, “Ik zal mijn hoop niet opgeven.” Oh, wat is dat afschuwelijk. Ik hoop dat God je van tranenloze bekering verlost want dat is geen berouw.
Ter overdenking
Bekering is een verandering van gedachten. Ben jij bereidt om je te bekeren van je berouw? Dat zou een poging zijn om God te bedriegen en dat kan zich makkelijk ontwikkelen tot een vicieuze cirkel. Lees Jeremia 34:12—17 voor Gods houding tegenover dat gedrag.
Preek 437, 2 maart 1862