Brult een leeuw in het woud als hij geen prooi heeft? Laat een jonge leeuw vanuit zijn hol zijn stem klinken zonder dat hij iets gevangen heeft? … Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet? (Amos 3:4,6) Lees verder Romeinen 2:17—24.
Honderden vielen onder de zeis van de maaier. Denk je dat de Heere dat zomaar liet gebeuren? De grote Leeuw van wraak brult niet tenzij de zonde Hem uitlokt. Jullie die Christen zeggen te zijn, hebben jullie wat te maken met de dronkenschap in deze stad? Weet je zeker dat je er niets mee te maken hebt? Heb je zowel door je leer als door je leven laten zien dat het volgen van Jezus niet samen gaat met dronkenschap? Heb je deze slechtheid proberen te onderdrukken, of ben je in zekere mate een medemisdadiger, een medeplichtige, ervoor of erna? Je kunt niet alle ongerechtigheid van het land wegnemen, maar als iedereen zichzelf zou hervormen van deze slechtheid, dan zou door Gods genade dit grote kwaad ophouden. Laat iedere Christen naar zichzelf kijken. Jullie die belijden God te dienen, hoe vrij zijn jullie van de zonden van het vlees? Heb je nooit licht over deze zonden gesproken? En hoe zit het met je gesprekken? Ben je altijd vrij geweest? Klinkt het gebod in je oren, “Wees heilig, want Ik ben heilig” (1 Petrus 1:16)? Heeft de Heilige Geest je door Zijn machtige genade weerhouden van onreine woorden en gedachten? Ben je op welke manier dan ook gevallen in lichte gesprekken en gedachten waardoor je geholpen hebt de vloed van het kwaad te vergroten? O, mijn broeders, wie van ons moet niet bekennen schuldig te zijn als we denken aan de woorden van de Verlosser, “Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft” (Mattheüs 5:28). Laten we ons hoofd buigen in berouw en de God van alle genade zoeken, zodat Hij over ons niet zal brullen als een leeuw over zijn prooi en Hij ons ervan zal reinigen zodat we smetteloos voor Hem gesteld zullen worden.
Ter overdenking
Dit is een gedeelte uit een preek die werd gehouden naar aanleiding van een cholera uitbraak in Londen. De leer van de totale verdorvenheid leert ons dat de zonde elk aspect van ons wezen heeft aangetast (Romeinen 3:9–18). De gelovige moet nog steeds zijn hart en mond bewaken (Psalm 141:3–4; Efeze 5:3–4), ook zijn gedachten en ogen (Job 31:1; Mattheüs 5:28). Zijn jouw daden goede of verkeerde voorbeelden voor anderen (3 Johannes 11)? En wekt ons gedrag Gods toorn op?
Preek nr. 705, 12 augustus 1866