Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen. (Filippenzen 2:14—16)
Lees verder 2 Timotheüs 1:8—2:5.
Christenen zijn soldaten. Als onze soldaten het in hun hoofd halen dat ze nooit gezien willen worden, zouden er gekke dingen gebeuren. Wat is een soldaat waard als hij de parade vermijdt of vreest voor de strijd? We willen geen mensen die zich niet aan vriend en vijand willen laten zien. Christenen zijn ook hardlopers. En wie zou er ’s nachts een wedstrijd lopen? Zo is het niet, zegt de apostel, “we worden door zo’n menigte van getuigen omringd” en daarom beveelt hij ons “alle last en zonde af te leggen die ons zo gemakkelijk verstrikt” (Hebreeën 12:1). Wilde je een wedstrijd lopen zonder toeschouwers? “Ave Caesar! De kampioen groet u! Hij bidt u de toeschouwers weg te sturen. Samengekomen kudde, ga weg of doe je handen voor je ogen. Hier komt een loper die zo keurig is dat er niet naar gekeken kan worden, zo’n goede loper dat hij niet nauwkeurig onderzocht kan worden door gewone ogen, anders zal hij flauwvallen en de kroon verliezen.” De menigte lacht hard, “Hiermee maakt hij onze Romeinse vakantiedag niet goed. Deze bange dwaas had beter op de crèche de baby’s kunnen vermaken. Hij is niet geschikt om met de mannen mee te doen.” Wat denk je van Christenen die de wedstrijd alleen voor een leeg stadion durven lopen? Integendeel, zonen van God, daag alle toeschouwers uit. Engelen, mensen en duivels, vul de stoelen en kijk toe, kijk wat je zult zien. Wat maakt het uit voor de Christen want hij kijkt alleen naar Christus, hij loopt niet voor de toeschouwers maar voor de beloning. Of je nu kijkt of niet, zijn ijver en ernst blijven hetzelfde, want Christus is in hem en rennen moet hij en wie het wil zien, mag het zien
Ter overdenking
Hoe kunnen anderen onze goede werken zien en onze Vader in de hemel verheerlijken als we ons schamen om ons licht te laten schijnen (Mattheüs 5:16)?
Preek 472, 28 september 1862