Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. Prediker 9:10 Verder lezen: Lukas 22:24-27
George Washington, de opperbevelhebber, ging zijn soldaten langs. Ze waren hard aan het werk en hesen bij een of ander vestingwerk een zwaar stuk hout omhoog. Daar stond de korporaal van het regiment naar zijn mensen te schreeuwen: ‘Hela, ophijsen daar!’, en hij gaf hen allerlei soorten aanwijzingen. De beste korporaal gebruikte zo veel mogelijk woorden. Dus stapte Washington van zijn paard af en zei tegen hem: ‘Wat heeft het voor nut dat je zo tegen die mannen schreeuwt? Waarom help je zelf niet en doe je niet een deel van het werk?’ De korporaal ging rechtop staan en zei: ‘Misschien hebt u er geen erg in tegen wie u spreekt, meneer; ik ben korporaal.’ ‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei Washington, ‘u bent korporaal, natuurlijk. Het spijt me dat ik u beledigd heb.’ Vervolgens trok hij zijn eigen jas en vest uit en ging aan het werk om de mensen te helpen bij het bouwen aan het vestingwerk. Toen hij klaar was, zei hij: ‘Korporaal, sorry dat ik u beledigd heb, maar als u nog meer vestingwerken moet bouwen en als uw mensen u niet willen helpen, laat dan George Washington de opperbevelhebber halen, en dan kom ik om ze te helpen.’ De korporaal maakte zich stilletjes uit de voeten en schaamde zich ontzettend. Zo zou Jezus Christus tegen ons kunnen zeggen: ‘O, houdt u er niet van om de armen te onderwijzen? Is dat beneden uw waardigheid? Laat uw Opperbevelhebber het dan maar doen. Hij kan de armen onderwijzen. Hij kan de voeten van de heiligen wassen, Hij kan de zieken en beproefden bezoeken. Hij kwam uit de hemel neer om dit te doen en Hij zal u het goede voorbeeld geven.’ We moeten ons zeker schamen, ieder van ons, en we moeten verklaren om als er van nu af aan iets op onze weg komt, of het nu iets kleins is of iets groots, het met al onze krachten te doen, als God ons maar wil helpen en ons er de genade voor wil geven.
Ter overdenking
Onze Meester wist hoe Hij nederig moest zijn (Filip. 2:6-9). Hij weet ook hoe Hij moet omgaan met mensen die trots of die nederig zijn (1 Pet. 5:5 en 6).
Preek nr. 259