Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend. Ezechiël 16:1 en 2 Verder lezen: 1 Korinthe 6:12-20
God geeft Zijn volk rijkdommen en zij offeren die op het altaar van hun begeerte. Hij geeft hun begaafdheid en zij vergooien die aan de dienst van hun eerzucht. Hij geeft hun gezond verstand en zij buiten het uit tot hun eigen voordeel en zoeken niet de belangen van het koninkrijk. Hij geeft hun invloed; die invloed gebruiken ze voor hun eigen verheerlijking en niet voor Zijn eer. Ze nemen als het ware het goud en de juwelen en hangen ze aan de nek van de god Astaroth. Ach! Laten we er bij het overdenken van onze zonden op letten dat we hen in dit licht plaatsen. Zondigen is Gods genadegaven nemen om ze aan Zijn vijanden te verspillen. Welnu, als jij mij een bewijs van je vertrouwen cadeau zou willen doen, dan denk ik dat niets ter wereld gemener en ondankbaarder zou zijn dan dat ik het aan uw vijand overdraag en zeg: ‘Hier, ik kom u mijn respect betonen.’ Respect betonen aan je vijand met datgene wat eerder het teken van je gunst was! Er zijn twee koningen in oorlog met elkaar, twee machten die met elkaar in strijd zijn. Eén van hen heeft een opstandige onderdaan, die betrapt werd terwijl hij verraad pleegde en die ter dood werd veroordeeld. De koning verleent hem heel vriendelijk gratie en overlaadt hem vervolgens met geschenken. ‘Daar’, zegt hij, ‘ik geef u duizend kronen’ – en de man neemt de gulle gift aan en besteedt deze aan het belang van de vijanden van de koning. Welnu, dit soort verraad en laaghartigheid zou te gemeen zijn om door wereldse mensen te worden bedreven. Maar helaas, dit is wat jij hebt gedaan. Je hebt Gods vijanden gegeven wat God jou als bewijs van liefde heeft gegeven. O, laten we onszelf in stof en as voor God neerbuigen.
Ter overdenking
Is de bereidheid om Gods gaven zelfzuchtig te gebruiken de reden waarom Hij zoveel van jouw gebeden afwijst? (Jac. 4:3 en 4)
Preek nr. 323