Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou volmaken. (Hebreeën 2:10, EV)
Lees verder Openbaring 7:13—17.
We moeten niet zeggen wat God wel en niet kan doen. Maar het lijkt er op dat Hij in geen scheppingsproces zulke wezens heeft gemaakt zoals wij zullen zijn als we naar de hemel worden gebracht. Want als Hij ons volmaakt gemaakt had, stonden we daar in onze eigen heiligheid. Of als Hij ons vergeven had zonder verzoening, dan zouden we nooit Zijn rechtvaardigheid zien, noch Zijn heerlijke liefde. Maar in de hemel zullen we wezens zijn die voelen dat ze alles hebben terwijl ze niets verdienen. Wezens die het voorwerp zijn geweest van de meest wonderlijke liefde. We zijn daardoor zo krachtig gehecht aan onze Heere dat het voor duizend Satans onmogelijk zal zijn om ons te verleiden. Nogmaals, we zullen zulke dienaren zijn zoals zelfs de engelen niet konden zijn. Want wij zullen zelfs een diepere verplichting tot God voelen dan zij. Zij zijn gewoon gelukkig geschapen, wij zullen verlost zijn door het bloed van Gods lieve Zoon. En ik weet het zeker, broeders, dagen zonder nacht zullen we ons verheugen rond Gods troon met meer geluk dan de engelen. Want zij weten niet wat kwaad is, maar wij zullen het volledig gekend hebben en er toch volledig vrij van zijn. Ze weten niet wat pijn is, maar wij zullen pijn, verdriet en de dood gekend hebben en toch onsterfelijk zijn. Zij weten niet wat het is om te vallen, maar wij zullen in de diepte van de hel kijken en herinneren dat dat ons deel was. Hoe zullen we zingen, hoe zullen we Hem prijzen. En dit, ik zeg het opnieuw, zal de hoogste noot zijn, dat we het allemaal te danken hebben aan de Heldere — het Lam in het midden van de troon. We zullen het steeds weer vertellen en een onuitputtelijk thema vinden voor een melodieus en vreugdevol lied dat Hij mens werd, dat Hij grote druppels bloed zweette, dat Hij stierf en dat Hij weer opstond!
Ter overdenking
Zondaren hebben veel meer aandacht van God gekregen dan Zijn heilige engelen (Hebreeën 2:16). Als de engelen Hem dienen met lof en ernaar verlangen om meer te weten van het evangelie van onze redding, hoeveel meer moeten wij daar naar verlangen (Psalm 103:20—22; 1 Petrus 1:12—13).
Preek 478, 2 november 1862