Hem nu, die machtig is u van struikelen te bewaren en onstrafelijk te stellen voor zijn heerlijkheid in vreugde, De alleen wijzen God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. Judas 24, 25
Wij willen blijmoedig de Heere met Judas’ lofzegging loven.
Het is goed zeer dikwijls tot aanbiddende lof te worden opgewekt en het speciale noemen van de reden voor onze lof is een hulp voor vurigheid in de dankzegging.
Ons groot gevaar is struikelen en straffelijk te zijn.
Onze grote veiligheid is de goddelijke macht en trouw, waardoor wij voor struikelen en voor het onteren van de Heere worden bewaard.
I. Laat ons Hem aanbidden, die ons van struikelen kan bewaren.
1. Wij hebben het nodig voor struikelen te worden bewaard in de zin van bewaring voor dwaling in de leer; die maar al te veelvuldig voorkomt in onze tijd. Dwaling van de geest, zoals: gebrek aan liefde, of gebrek aan oordeel van het onderscheid, of ongeloof, of lichtgelovigheid, of dweepzucht, of eigenwaan. Uitwendige zonde. Helaas! hoe diep kan zelfs de beste vallen.
Plichtverzuim: onwetendheid, traagheid, gebrek aan nadenken. Afkerigheid. In die toestand kunnen wij geheel ongemerkt vervallen.
2. Niemand dan de Heere kan ons voor struikelen bewaren. Zonder Hem kunnen wij ons zelf niet bewaren. Geen enkele plaats waarborgt veiligheid: de kerk, de binnenkamer, de Avondmaalstafel-overal loert verzoeking. Geen regels of verordeningen zullen ons voor struikelen vrijwaren. Vaste gewoonten kunnen wel eens grote zonden verbergen. Geen ervaring kan het kwaad uitroeien, of er ons tegen beschermen.
3. De Heere kan het. “Hij is machtig om te bewaren” en Hij is “de alleen wijze God, onze Zaligmaker.” Zijn wijsheid is een deel van zijn macht. Door ons zo te onderwijzen, dat wij in geen zonde vallen door onwetendheid. Door ons te waarschuwen. Dit kan geschieden door ons de val te doen opmerken van anderen door inwendige aanmaningen, of door het Woord. Door de voorzienigheid, beproevingen, enz.; waardoor ons de gelegenheid tot zondigen wordt ontnomen. Door een diepe bewustheid van zonde, die er ons voor doet vrezen, gelijk een gebrand kind het vuur vreest. Door zijn Heilige Geest, die in ons de begeerte vernieuwt naar heiligheid.
4. De Heere zal het doen. Hij is “God onze Zaligmaker.” Hij zal gewis verlossen. Van een vallen ten einde toe, een vallen, waarvan men niet meer opstaat, ja zelfs voor struikelen kan en zal zijn goddelijke macht ons bewaren.
II. Laat ons Hem aanbidden, die ons onstraffelijk zal stellen voor zijn heerlijkheid.
1. Niemand kan straffelijk voor zijn heerlijkheid staan:
2. Niemand kan ons van onze vorige schuld bevrijden, of ons dagelijks onstraffelijk bewaren in de toekomst, niemand dan de Zaligmaker zelf.
3. Hij kan het doen als onze Zaligmaker. Hij is goddelijk wijs om te heiligen.
4. Hij zal het doen. Wij zouden niet aangespoord worden om Hem te loven voor een macht, die Hij niet zou gebruiken.
5. Hij zal het doen “in vreugde,” beide over zichzelf en over ons.
III. Laat ons Hem aanbidden met de hoogste toebrenging van lof.
1. Hem onze lof toebrengende door Jezus, die zelf onze Heere is.
2. Hem toewensende heerlijkheid en majesteit, kracht en macht.
3. Hem die toeschrijvende als in het verleden, want Hij was “voor alle tijden” (1)
4. Hem die “nu” toeschrijvende.
5. Hem die toeschrijvende “in alle eeuwigheid.”
6. Tot deze aanbidding, gelijk tot de aanbidding van al zijn heiligen ons eigen vurig “Amen” voegende. Hartelijk instemmende met al zijn lof. Kom, laat ons thans onze Behoeder loven bij het gedenken van zijn ondersteuning in het verleden. Laat ons Hem loven bij de voorsmaak van hetgeen Hij nog voor ons doen zal in de toekomst. Laat ons Hem loven met “vreugde.”
(1) Naar de Herziene Engelse vertaling van het N. Testament.