De vrouw zei tot hem: Here! Gij hebt niet om mede te putten en de put is diep; van waar hebt gij dan het Levende water? Joh. 4:11
Het was de bedoeling van onze Here om de vrouw er toe te brengen om bij Hem de zaligheid te zoeken.
Wat wij begeren is de onmiddellijke bekering van allen, die hier tegenwoordig zijn.
De Samaritaanse vrouw heeft de Heiland op de eerste vermaning daartoe aangenomen.
Velen van u zijt menigmaal uitgenodigd om tot Jezus te komen-wilt gij er niet eindelijk gehoor aan geven?
Onze Heere wilde haar hart treffen door zijn eenvoudig onderwijs en door haar rondborstig en zonder omwegen te zeggen, waar het op stond. Wij zullen dezelfde methode volgen voor onze hoorders.
Toen zijn veelbetekenend zinnebeeld door haar niet werd begrepen, heeft Hij terstond op letterlijke wijze met haar gesproken en haar leven bloot gelegd. Alles is beter dan een ziel te laten omkomen.
I. Wij zullen het voorafgaand onderwijs verklaren.
De Heere had tot haar gezegd: “Indien gij de gave Gods kent en wie hij is, die tot u zegt: Geef mij te drinken zo zou gij van hem hebben begeerd en hij zou u levend water gegeven hebben!
Het beeld was: levend water in tegenstelling met het water, verzameld in Jakobs put, dat slechts de bijeenvergadering was van het water op de omliggende heuvelen-land-water, geen bron-water.
Hij bedoelde te zeggen, dat zijn genade is gelijk water uit een springfontein
Het is van de beste en meest verfrissende soort. Het is levend en brengt leven aan. Het is machtig, en weet zelf zich een weg te banen. Het is blijvend en is nimmer uitgedroogd. Het is overvloedig en staat iedereen ten dienste. En voorts gaf hij aan de vrouw te kennen, dat
1. Hij het bezat. Er was geen emmer nodig om het te putten.
2. Hij het bezat om te geven.
3. Hij het geven wilde aan die er om vraagt.
4. Hij alleen het geven kon. Het is in geen aardse bron te vinden.
II. Wij zullen de vraag in de tekst beantwoorden.
In haar onwetendheid vroeg de vrouw: “Vanwaar hebt gij dan het levende water?”
Wij kunnen heden een vollediger antwoord geven dan gegeven zou kunnen zijn toen onze Heere naast de fontein zat.
Hij heeft thans een onbegrensde macht om te behouden, en die macht ontstaat uit
1. Zijn goddelijke natuur, verenigd met zijn volkomen mensheid.
2. Het doel en de beschikking Gods.
3. De zalving van de Heilige Geest.
4. Zijn werk van de verlossing, dat goeds heeft gewrocht zelfs voordat het nog volbracht was en dat heden in volle gang is.
5. De kracht van zijn voorbede aan de rechterhand van de Vader.
6. Zijn vertegenwoordigend leven in de heerlijkheid. Thans is Hem alle macht gegeven. #Mt 28:18.
IIl. Uit dat antwoord zullen wij enige gevolgtrekkingen afleiden.
1. Dan is Hij ook thans nog in staat om te zegenen. Daar Hij dit levende water alleen uit zijn eigen onveranderlijke Persoon heeft, heeft Hij het thans in even overvloedige mate als ooit te voren.
2. Dan heeft hij niets nodig van ons. Hij zelf is de enige Bron, vol en genoegzaam tot in eeuwigheid.
3. Dan behoeven wij niet te vrezen zijn volheid uit te putten.
4. Dan mogen wij ten allen tijde tot Hem komen, zonder te vrezen, dat Hij ons afwijzen zal.
Droppels.
Toen ik eens door Londen reed, voelde ik mij overstelpt door de grootte van de voorraad, die dagelijks nodig is om zijn miljoenen van inwoners te voeden en ik heb er mij over verwonderd, dat niet onmiddellijk een hongersnood ontstond. Maar toen ik de markten zag en de pakhuizen en toen ik bedacht dat de gehele aarde begerig is om derzelver voortbrengselen in onze grote metropolis te verkopen, toen was ik gerust. Ik zie, van waar de bijna onbeperkte voorraad komt en voortaan verwondert het mij niet, dat miljoenen worden gespijzigd, maar wel dat zij in staat zijn om zo onmetelijk een hoeveelheid eten te verbruiken.
En als ik van de mensen geestelijke nood aanzie, dan vraag ik mij af, hoe er ooit in voorzien kan worden; maar als ik de Persoon en het werk van de Heere Jezus beschouw, dan houd ik op met vragen; en dan verwonder ik mij meer over het oneindige van de genade, dan over de macht van de zonde.
C. H. S.