Hij heeft hun hart verdeeld, nu zullen zij verwoest worden. Hosea 10:2
Als volk was Israel verdeeld in zijn trouw tussen Jehovah en Baal en aldus waren zij tot niets meer nut, en werden zij overgegeven in gevangenschap.
God heeft de mens geschapen met slechts een hart en de poging om er twee te hebben, of het ene te verdelen, is altijd nadelig voor het leven van de mensen.
Een kerk, verdeeld in partijen, of onderling verschillend in leerstellingen, wordt ketters, of twistziek, of zwak en onnut. Een Christen, die nog een ander doel najaagt behalve de heerlijkheid van de Heere, kan er zeker van zijn, dat hij een armzalig, nutteloos leven zal leiden. Hij is een afgodendienaar en geheel zijn karakter zal gebrekkig wezen.
Iemand, die Christus zoekt, zal Hem nooit vinden, zolang zijn hart nog uitgaat naar zondige genoegens of eigengerechtig betrouwen: zijn zoeken is te gebrekkig om wel te slagen. Een leraar, die behalve zijn ene doel nog iets anders op het oog heeft, hetzij roem, geleerdheid, wijsbegeerte, redekunst of gewin, zal een heel gebrekkig dienstknecht van God blijken te zijn.
Dit hartgebrek zal in elk geval een schrikkelijke ziekte wezen. Een verbroken hart is een zegen; maar een verdeeld hart is een dodelijke kwaal.
Laat ons met ernst stilstaan bij:
I. De ziekte. “Hun hart is verdeeld.” (1)
Dit kwaad wordt gezien:
1. In het denkbeeld, dat zij koesteren van hun toestand: zij zeggen, dat zij “ellendige zondaren” zijn, maar in de grond houden zij zich voor zeer achtenswaardige lieden.
2. In de grond van hun betrouwen: zij belijden geloof in Christus en toch steunen zij op zichzelf: zij trachten genade en werken door elkaar te mengen.
3. In hun levensdoel: God en de mammon, Christus en Belial, de hemel en de wereld.
4. In het voorwerp van hun liefde. Het is Jezus en de een of andere aardse liefde. Zij kunnen niet zeggen “Jezus alleen.”
5. In de beslissing van hun wil. Zij weten nooit wat zij willen. Zij hinken op twee gedachten.
De ziekte, waarover hier geklaagd wordt, ligt in de centrale bron van het leven en vandaar uit tast zij alle delen aan van het bestaan van de mensen. Zij is schrikkelijk algemeen en heerst zelfs in hen, die het luidst zijn in hun belijdenis.
Wordt zij niet genezen, dan zal zij noodlottig eindigen en wellicht plotseling, zoals dit met hartkwalen dikwijls het geval is.
II. De boze uitwerking hiervan. “Nu zullen zij gebrekkig bevonden worden.” (2)
Dat gebrek toont zich op allerlei wijze.
1. Als God niet geheel en al wordt bemind, dan wordt Hij in het geheel niet bemind.
2. Als een mededinger wordt toegelaten, wordt Christus beledigd.
3. Waar het hart niet geheel en al is gewonnen; heerst geen genade in de ziel.
4. Waar het hele hart niet is, zal het leven mank gaan.
5. En het zal niet lang duren, of de mens gaat geheel en al in de verkeerde richting.
Dit verborgen kwaad zal vroeg of laat aantonen, dat de gehele belijdenis van het begin tot het einde gebrekkig is. Het zal iets ontzettends wezen, als dit niet eerder ontdekt wordt, dan wanneer de dood nabij is.
III. Pogingen tot genezing.
Laat de dubbelhartige ernstig bij zich zelf overwegen–
1. Dat hij door zoveel van zijn hart aan God te geven zichzelf veroordeelt. Waartoe er iets van te geven, zo hij het niet geheel wil geven? Waartoe op die weg te gaan, zo men de gehele weg niet wil gaan?
2. Dat er voor zijn zaligheid al zijn gedachten en geheel zijn hart worden vereist; want het geldt geen kleinigheid. “Het koninkrijk van de hemelen wordt geweld aangedaan,” (Matt. 11:12). De rechtvaardige wordt nauwelijks zalig. (1 Pet. 4:18).
3. Dat de zegen, die hij zoekt, zijn hele ziel en al zijn krachten waardig is.
4. Dat Jezus zijn hele hart gaf voor onze verlossing en het dus volstrekt niet voegzaam is, dat wij Hem een half of verdeeld hart geven.
5. Dat alle machtige wezens in het heelal onverdeeld van hart zijn. Slechte mensen zijn vurig en ijverig in het najagen van genot, gewin, enz.
De duivel werkt kwaad met al zijn macht. Godvruchtige mensen zijn ijverig voor Christus. God is ernstig en ijverig om te zegenen.
6. Dat geloof in Christus een daad is van het hele hart, dat dus een verdeeld hart tot geen zaligmakend geloof in staat is en zich bijgevolg van de Zaligmaker voor altijd verwijderd houdt.
Bid van nu voortaan, dat gij een onverdeeld hart mag hebben. Lees, hoor, bid, bekeer u, geloof met uw hele hart, dan zult gij u van ganser harte kunnen verblijden. Men zegt, dat de duivel een verdeelde klauw heeft; maar hoe dit zij, zijn kinderen hebben gewis een verdeeld hart: de ene helft voor God, de andere helft voor de zonde; de ene helft voor Christus, de andere helft voor de tegenwoordige wereld. God heeft er een hoekje in, maar de rest is voor de zonde en de duivel.
RICHARD ALLEINE.
(1) Naar de Engelse overzetting.
(2) Naar de Engelse overzetting. Zie ook de kanttekening van de Statenbijbel.