Toen ik een beetje van hen weggegaan was, vond ik hem, die mijn ziel liefheeft; ik hield hem vast en liet hem niet gaan, totdat ik hem in mijn moeders huis gebracht had en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard heeft. Hoogl. 3:4
De eerste positie was: “Ik was van hen weggegaan.” Wij moeten verder gaan dan het punt van gemeenschap met de beste mensen en gemeenschap oefenen met Hem, die onze ziel liefheeft. Onze liefde moet leiden tot handelen. “Ik zocht hem.” Zij, die Jezus liefhebben, zoeken met innig zielsverlangen zijn tegenwoordigheid.
Na dit zoeken lezen wij eerst: “ik vond hem niet.” Droevige, maar noodzakelijke teleurstelling. Doch dit zal niet altijd duren. Weldra komen wij in het gebied van onze tekst, waar alles helder en zonnig is. Drie kostelijke dingen volgen op elkaar “Ik vond hem;” “ik hield hem vast;” “ik bracht hem.” Mocht dit ook onze blijde ervaring zijn! Laat ons tot dat doel over Hem nadenken en de Heilige Geest bidden om ons te helpen.
I. “Ik vond Hem;” of, liefde in gemeenschap.
1. Ik vroeg naar Hem.
2. Ik was alle mensen en alle middelen voorbij en kon met niets minder tevreden zijn dan met Hem zelf.
3. Ik aanschouwde zijn Persoon. Hij naderde tot mij in zijn Woord en in de ordinantien. Ik bemerkte Hem door de Geest. Het geloof heeft Hem eindelijk onderscheiden.
4. Ik was verzekerd van zijn tegenwoordigheid. Mijn hart voelde zich onder zeer bijzondere invloeden. Het was een tijd van liefde.
5. Ik kende Hem als de mijne. Er was twijfel noch vrees meer. Hij was “mijn Geliefde,” en ik was geheel en al de zijne.
6. Ik was geheel vervuld van tevredenheid. Ik zag naar niemand anders, want Hem vindende, had ik mijne al gevonden voor de aarde en voor de hemel. Weten wij wat dit zalige vinden betekent? Zo niet, laat ons niet rusten, voordat wij het weten.
II. “Ik hield hem vast,” of liefde in bezit.
1. Door het voornemen van mijn hart, vastbesloten om Hem nooit weer te laten gaan.
2. Door mijn wenend pleiten, Hem smekende om mij niet rampzalig te maken door zich aan mij te onttrekken. Ik pleitte op Mijn vreugde in zijn gezelschap.
Mijn behoefte aan zijn genadige bescherming.
Mijn liefde voor Hem, die mij naar Hem deed hongeren.
Zijn liefde voor mij, die Hem gewis niet zou toelaten mij te verlaten.
3. Door Hem te maken tot mijn Alles in alles. Hij blijft, waar Hij op prijs wordt gesteld, en ik zette Hem op een hoge troon in mijn hart.
4. Door van alle andere liefde, van zonde en afgoden enz. afstand te doen. Hij is ijverzuchtig en ik bewaarde mij voor Hem alleen.
5. Door een eenvoudig geloof; want vertrouwen behaagt Hem, en Hij blijft, waar men op Hem betrouwt.
6. Door zijn eigen kracht. “Ik liet hem niet gaan,” omdat ik Hem vasthield door zijn belofte en door de kracht, die ik daaraan ontleende,
Indien gij Jezus hebt, houd Hem. Hij wil vastgehouden worden. Zie, hoe dikwijls men Hem gedurende zijn leven op aarde “gedwongen heeft,” en Hij gaf dan toe aan hun begeerte.
III. “Ik heb hem gebracht,” of, liefde in mededeling.
De liefde van Jezus doet in ons hart liefde geboren worden voor onze medegelovigen om de wil van hun Verlosser.
De kerk van God is onze moeder: de heilige bijeenkomst is haar kamer, waar wij Gode geboren zijn en opgevoed werden in zijn vreze.
Wij moeten arbeiden om gemeenschap te bevorderen met Christus onder hen, die onze broeders zijn, Jezus met ons nemende telkens als wij ons naar de vergadering van de gelovigen heenbegeven.
Dit moeten wij doen
1. Door onze eigen geest: gemeenschap oefenende met Jezus, eer wij ons naar de openlijke eredienst begeven en daarheen heengaande met Hem. Wij zullen Hem altijd in de kerk vinden, zo wij Hem in ons hart nemen, als wij ons naar de heilige dienst begeven.
2. Door onze woorden: wij moeten zo spreken dat wij Jezus doen zien en gemeenschap met Hem bevorderen. Helaas, hoeveel zijn er niet, van wie de redenen twistredenen zijn, of die spreken zonder zalving, of met een vleselijke welsprekendheid, waarin geen plaats is voor de Geliefde! O! dat wij een gekruisigde stijl van spreken hadden!
3. Door onze gebeden moeten wij Hem in de vergadering brengen; ja in gezelschappen, waar Hij tot dusver onbekend was. Ook de wereld is eens onze moeder geweest. O dat wij de Here Jezus in haar kamers mochten binnen leiden, dat Hij daar mocht heersen en regeren! “Uw koninkrijk kome.” Door het geweld van de liefde zullen wij Hem dwingen om in zijn kracht en heerlijkheid met ons te komen.
Zie wat de kerk behoeft! –Christus in haar midden. Zie op wat voor een wijze Hij er kan komen! –Hij moet er gebracht worden.
Zie wat het eerst gedaan moet worden!—Hij moet worden vastgehouden.
Zie, wie dat alleen doen kunnen! –Zij, die Hem hebben gevonden.
Maar zie ook, wie Hem kunnen vinden! –Allen, die Hem liefhebben en Hem zoeken.
Behoren wij tot hun getal?