Ik herinner mij een verhaal van een beroemd veldheer, die na vele overwinningen zijn troepen in een bergpas bracht, maar toen hij daar was, omsingeld werd door een groot leger vijanden. Hij wist dat de volgende morgen het gevecht onvermijdelijk was. Daarom ging hij alle tenten rond om te vernemen, hoe de stemming onder zijn soldaten was — of zij ontmoedigd waren of niet. Hij kwam bij een tent en terwijl hij luisterde, hoorde hij een man zeggen: ’Neem nu onze generaal: hij is zeer dapper, maar dit keer handelde hij erg onverstandig; hij bracht ons op een plaats, waar we zeker verslagen zullen worden, zoveel ruiters en zoveel voetvolk heeft de vijand’, en vervolgens telde de man al de troepen aan hun zijde op. Toen trok de bevelhebber een gedeelte van de tent opzij en zei op vriendelijke toon: ’Voor hoeveel telt u mij wel? U hebt het voetvolk en de ruiterij opgeteld, maar voor hoeveel telt u mij — mij, uw grote aanvoerder, die zoveel overwinningen behaalde?’ Wel christen, ik vraag u: voor hoeveel rekent gij Christus? Hebt u Hem voor één gerekend? Hij is niet één, maar duizend, want ’Hij draagt de banier boven tienduizenden’. Hij is echter méér dan dat! O, stelt Hem toch zeer hoog in uw berekening. En wanneer u uw hulptroepen en bondgenoten optelt, reken dan Christus voor ’alles in allen’. Want in Hem is de overwinning zeker, de zegepraal gewis.