En als zij Hem niet vonden, keerden zij weder naar Jeruzalem, Hem zoekende. Lukas 2:45
In gedachten zien we Maria gaan tussen de huiswaartskerende menigte, op zoek naar haar Kind. Zie hoe ze overal rondvraagt: ‘Hebt u Hem gezien?’ Ze staat mij voor ogen als de bruid in het Hooglied, die vroeg: ‘Hebt u Hem gezien, Die mijn ziel liefheeft?’ Ik zie haar langs de straten gaan en hoe verder de dag daalt en de avond invalt klaagt ze: ‘Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet.’ Overal stelde ze dezelfde vraag: ‘Hebt u Hem gezien, Die mijn ziel liefheeft?’ maar niemand kon haar vertellen waar Hij was. Maria had geen rust voordat ze haar Kind gevonden had. O, hoe dierbaar was Hij in haar ogen, toen ze Hem na drie dagen van zoeken opmerkte in de tempel, zittend te midden van de leraren naar wie Hij luisterde en die Hij ondervroeg. Hoe zorgvuldig heeft Maria daarna voor Hem gezorgd. Wat was ze verblijd dat haar dierbare Kind, haar Schat van grote waarde, geen leed was overkomen. Hoe is dat met ons, vaders, moeders? Wanneer wij Christus’ nabijheid ooit mochten verliezen, laten we dan toch tot Hem gaan en zeggen: ‘O Heere, verlaat U mij niet. Ik ben zo’n dwaas als U mijn Wijsheid niet bent! Ik ben zo zwak, als U mijn Sterkte niet bent!’