Opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een ieder van ons. Handelingen 17:27
Toen de mens God ongehoorzaam werd, stierf hij geestelijk en de dood bestond eruit dat zijn ziel van God gescheiden werd. Vanaf dat moment is de mens gaan denken dat God ver weg is en dat is zijn godsdienst sinds alle eeuwen geweest. Of hij zei: ‘Er is geen God’; of hij heeft gedacht dat de zichtbare wereld zijn God was, wat in feite op hetzelfde neerkomt; of hij heeft gedacht dat God een ver, afstandelijk Wezen was Dat Zich niet met de mens bemoeide. Zelfs toen hij een beter begrip over God had gekregen, vond hij het moeilijk Hem te zoeken en Hem iets te vragen. Omdat zijn eigen hart zo ver van God verwijderd is, denkt hij ook dat Gods hart ver van hem verwijderd is. Maar dat is niet zo. De levende God is niet ver van ons, ‘want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij’ (Hand. 17:28). Gods nabijheid voor de mens is een les in openbaring. Kijk eens terug naar de geschiedenis over de hof van Eden en zie dan dat God de mens zeer nabij is. Nadat Adam gezondigd had, verborg hij zich tussen de bomen van de hof, maar God zocht hem op in zijn schuilplaats en de stem van de Heere God, Die temidden van de bomen wandelde, werd gehoord: ‘Adam, waar zijt gij?’ De mens zal God niet zoeken, maar God zoekt de mens. Hoewel de stem van de mens niet vraagt: ‘Waar is mijn God?’ klinkt Gods stem: ‘Adam, waar zijt gij?’