Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar de hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods. Handelingen 7:55
De heerlijkheid Gods! Hoe zal ik die beschrijven! Ik wil u een merkwaardig beeld uit de Schrift voorhouden. Mordechai moest voor zijn trouw aan de koning verheerlijkt worden en de eer die deze koning hem verleent, is buitengewoon. Aldus luidde het koninklijke bevel: ‘De man, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft, zal men het koninklijke kleed brengen, dat de koning pleegt aan te trekken, en het paard, waarop de koning pleegt te rijden; en dat de koninklijke kroon op zijn hoofd gezet worde. En men zal dat kleed en dat paard geven in de hand van een uit de vorsten des konings, van de grootste heren, en men zal het die man aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft; en men zal hem op dat paard doen rijden door de straten der stad, en men zal voor hem roepen: Alzo zal men die man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft!’ (Esther 6:7-9). Kunt u zich de verrassing van de Jood voorstellen toen hem het koninklijke kleed werd aangedaan en hij op het paard van de koning werd gezet? Dit moge dienen als een beeld van wat er met ons zal gebeuren: we zullen verheerlijkt worden met de heerlijkheid van God. Het beste kleed, het beste van de hemelse versiering zal ons toegeschikt worden en we zullen voor altijd in het huis des Heeren verblijven. Onze hoogste heerlijkheid zal zijn de genieting van God Zelf. Hij zal onze hoogste vreugde zijn; bij die zaligheid zal al het andere in het niet vallen. De zaligheid van God Zelf. ‘De Heere is mijn deel’, zegt mijn ziel. ‘Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!’ (Ps. 73:25). God Zelf zal onze heerlijkheid zijn.