Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Mattheüs 25:34
We hebben aangezeten aan de liefdemaaltijd van de Heere en gezegd: ‘Niets dan alleen het oneindige kan mij verzadigen; ik ben zo’n groot zondaar dat ik oneindige genade nodig heb om mijn zonden af te wassen.’ We hebben ervaren dat onze zonden weggenomen zijn en dat er nog genade over is; op het feest van geheiligde liefde is onze honger verdwenen en we hebben ontdekt dat er nog een overvloed aan geestelijke spijzen is overgebleven. Ja, er is nog een overvloed van genade, waaraan we nog niet toegekomen zijn; een diepere gemeenschap met Christus, die we nog niet bereikt hebben, en hoogten van gemeenschap, die onze voeten nog niet beklommen hebben. Bij iedere liefdemaaltijd blijven nog korven vol overgeschoten brokken over. Laten we de vrijgevigheid van onze heerlijke Verlosser groot maken. Hij trekt ons tot een inniger gemeenschap met Hem. We hebben op de dorpel van Gods huis gezeten en Hij nodigt ons uit om de feestzaal binnen te gaan en met Hem te eten, maar we gaan niet op die uitnodiging in. Er zijn nog verborgen kamers die voor ons niet ontsloten zijn; Jezus nodigt ons uit daar binnen te gaan, maar we doen het niet. O, koude harten, wat een schande! Wat schieten we tekort in onze liefde voor de Heere Jezus. We zijn nog niet in staat om Zijn dienaren te zijn, laat staan dat we Zijn bruid kunnen zijn en toch heeft Hij ons verhoogd om been van Zijn gebeente en vlees van Zijn vlees te zijn en zijn we door een heerlijk huwelijksverbond met Hem verenigd. Daarin is Zijn liefde geopenbaard.