En Jezus, bij hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op en vreest niet. Mattheüs 17:7
Toen Jezus op aarde kwam, was een van de dingen die Hij deed dat Hij hen aanraakte. Dit is voor mij zeer dierbaar: toen zij daar in zwakheid neerlagen, raakte Hij Petrus, Jakobus en Johannes aan zoals we later lezen: ‘Hij legde Zijn rechterhand op mij en zeide: Vrees niet.’ Dat was ook Zijn manier van doen als Hij melaatsen genas. Hij raakte de blinde aan en genas hem en het dode meisje werd weer tot leven gewekt. O, de kracht van Zijn aanraking! Ons aanraken van Jezus behoudt ons. Wat zal Zijn aanraking van ons dan wel niet uitwerken? We leven uiteindelijk zo op ons gevoel dat we willen weten wat de Heere werkelijk voor ons voelt, en dat Hij zo teder met ons omgaat dat Hij ons aanraakt. Die aanraking vertroost ons bezwijkende hart en we weten dan dat de Heere Immanuël is, God met ons. Medeleven! Dat is de betekenis van de menselijke aanraking met de hand, die niettemin goddelijk is. O, hoe liefdevol heeft Christus ons aangeraakt door onze menselijke natuur deelachtig te worden! Hij heeft ons in alles aangeraakt: in onze armoede, want Hij had niets waar Hij Zijn hoofd op kon nederleggen; in onze dorst, want Hij zat bij de bron en vroeg: ‘Geef Mij te drinken’; in onze zielsmart, want Hij werd door Zijn vriend verraden. Hij heeft ons aangeraakt in onze verslagenheid, want Hij riep uit: ‘Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe.’ Hij is in aanraking gekomen met onze zwakheden, ‘want Hij is in alles als wij verzocht geworden.’ Jezus heeft Zijn hand op ons gelegd en door de kracht daarvan kan de mens de hel ontvluchten en ten hemel opklimmen.