Terwijl hij nog sprak, ziet, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem! Mattheüs 17:5
Let op de woorden aan het begin: ‘Ziet, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd.’ Als God tot de mens komt, is het absoluut nodig dat Zijn heerlijkheid versluierd wordt. Niemand kan Zijn aangezicht zien en leven. Vandaar de wolk in dit geval en ook op andere momenten; vandaar dat zware voorhangsel, dat voor de ingang van het heilige der heilige hing; vandaar de noodzakelijkheid van wierook, dat die plaats met rook vulde als de hogepriester eens per jaar daar binnenging; en vandaar, boven alles, de menswording van Christus, zodat de Godheid voor onze ogen verzacht werd. De Godheid schijnt genadig door de Mens heen en we zien de helderheid van de heerlijkheid van de Vader, zonder daardoor verblind te worden. Er moet een wolk zijn. Maar het was een luchtige wolk, die in dit geval overschaduwend was, en geen dikke donkere wolk zoals de wolk die de Godheid verhulde bij het geven van de wet. De hele berg Sinaï rookte toen en de Heere zat in dikke duisternis op Zijn troon. Bij andere gelegenheden lezen we: ‘Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels’ (Ps. 18:12); maar nu, op de berg Thabor, waar God in vrede getuigenis van Zijn geliefde Zoon geeft, hult Hij Zich in een luchtige wolk, waarmee Zijn welbehagen in de mensenkinderen wordt aangeduid.