Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. Psalm 139:8
Het belangrijkste deel van het leven van de mens is niet het einde, maar het begin daarvan. Onze doodsdag is het kind van het verleden, maar onze eerste jaren zijn het zaad der toekomst. In het laatste uur roepen mensen ernstige gedachten op die te laat komen om nog van enig nut te zijn. De stilte, het ontzag en de blik op de toekomst, waarvan bij het sterven zo dikwijls sprake is, zouden veel eerder gekomen moeten zijn. Laten we het voorbeeld van David, de Hebreeuwse koning volgen, die vastte en zich in rouwgewaad kleedde toen het kind nog in leven was. Hij voorzag terecht dat weeklagen geen zin meer zou hebben als het kind gestorven was. Als de Heere tijdens ons leven met ons is, hoeven we ons niet ongerust te maken over het uur van onze dood, want als we gaan sterven, zullen we tot de ontdekking komen dat de Heere er is. Als de golven het hoogst en het water het koudst is, zullen we bodem voelen en weten dat alles goed is. Als de tijd met het eeuwige verwisseld wordt, zullen onze voeten staan op de Rots der eeuwen. Geliefde, voor het leven van de christen van begin tot het eind geldt dat de enige reden dat hij niet omkomt, is dat ‘de Heere er is’. Als de God van eeuwige liefde zal veranderen en Zijn uitverkorenen laat omkomen, dan zal Gods kerk vernietigd worden, maar niet eerder, want er staat geschreven: Jehova Shammah, ‘Gij zijt daar.’