Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchter zijn. 1 Thessalonicenzen 5:6
Wanneer is een christen het meest geneigd om te slapen? Is het niet als zijn tijdelijke omstandigheden welvarend zijn? Is dat ook niet uw ervaring? Was u, toen u met uw dagelijkse beslommeringen naar de troon der genade ging, niet waakzamer dan u nu bent? Een andere gevaarvolle tijd is als het u in geestelijk opzicht goed gaat. Er is geen enkele verzoeking zo gevaarlijk als niet verzocht te worden. De terneergeslagen ziel slaapt niet; pas als we de vredige rust van vertrouwen en zekerheid zijn ingegaan, lopen we het gevaar om in slaap te vallen. De discipelen vielen in slaap toen zij Jezus verheerlijkt hadden zien worden op de berg. Wees op uw hoede, vreugdevolle christen, wees zo gelukkig als u kunt, maar wees op uw hoede. Velen die de Heere verwachten, worden onmiddellijk verblijd, maar dat is niet altijd het geval. Misschien krijgt u een dieper besef van uw zonden in plaats van een gevoel van vergeving, en in zo’n geval zult u geduld moeten oefenen om die zware slag te kunnen verdragen. Ach, arm hart, hoewel Christus u slaat en verwondt en u zelfs misschien terneer slaat, vertrouw op Hem; hoewel het er misschien op lijkt dat Hij u een hard antwoord geeft, geloof in de liefde van Zijn hart. Ik smeek u, geef het zoeken van en het vertrouwen op mijn Meester niet op omdat u de bewuste vreugde waarnaar u verlangt nog niet verkregen hebt. Werp uzelf op Hem en houd aan, ook als u geen blijde hoop kunt koesteren.