Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof, en in woord, en in kennis, en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, ziet, dat gij ook in deze gave overvloedig zijt. 2 Korinthe 8:7
Geloof betekent niet dat we alleen maar geloven dat er een God is, hoewel dat natuurlijk ook noodzakelijk is, want we kunnen alleen maar tot God komen als we ‘geloven dat Hij is en een Beloner is van degenen die Hem zoeken.’ We moeten in God geloven – dat Hij goed, zalig, waarachtig, rechtvaardig is en dat Hij daarom vertrouwd en geprezen moet worden. Wat Hij ook doet en wat Hij ook zegt, God mag niet gewantrouwd worden, maar Hij moet geloofd en vertrouwd worden. U weet toch wat het betekent in een mens te geloven? Dat wil zeggen dat we zo’n mens zo vertrouwen, dat we hem volgen, ons aan hem toevertrouwen en zijn raad ter harte nemen. Op diezelfde manier moeten we in God geloven — niet alleen maar geloven dat Hij is, maar rust vinden in Zijn karakter, Zijn Zoon, Zijn belofte, Zijn verbond, Zijn Woord en alles wat met Hem te maken heeft. Een levend en liefdevol geloof vertrouwt in alles op God. We moeten in het bijzonder geloven wat God ons in de Schriften heeft geopenbaard – dat die waarachtig en een zeker en onfeilbaar getuigenis zijn, die zonder enige twijfel aanvaard moeten worden. Wij aanvaarden het getuigenis van de Vader betreffende Jezus en we schuilen daarbij als ‘een licht dat schijnt op een duistere plaats.’ We moeten in het bijzonder in Hem geloven Die de som en de inhoud van de hele openbaring is — Jezus Christus, Die God werd in de gedaante van een mens, opdat Hij onze gevallen natuur zou verlossen van al het kwaad van de zonde en die zou opwekken tot eeuwige gelukzaligheid. We geloven en vertrouwen in Christus, aan Christus en op Christus; we nemen Hem aan op grond van het getuigenis dat God ons over Zijn Zoon gegeven heeft, dat Hij de verzoening voor onze zonde is. We nemen Gods onuitsprekelijke gave aan en we ontvangen Jezus als onze alles in allen.