Gebed.
GOD van Israël, God van Jezus Christus, onze God voor eeuwig en altijd! Help ons nu door de Heilige Geest U recht te naderen met de diepste eerbied, maar niet met slaafse vrees, met de heiligste vrijmoedigheid, maar niet met aanmatiging. Leer ons als kinderen te spreken tot de Vader en toch als schepselen te buigen voor onze Maker.
Onze Vader, wij willen U eerst vragen of Gij iets tegen ons hebt als Uw kinderen? Hebben wij U iets verkeerds gevraagd en hebt Gij ons gegeven wat wij zochten? Wij zijn ons er niet van bewust, maar het kan zo zijn, en nu zijn wij als antwoord op onze aanmatigende gebeden in een moeilijkere positie gebracht dan die waarin wij ons voordien bevonden. Nu kan het zijn dat een of ander troost van een schepsel ons nader staat dan onze God. We hadden het beter zonder kunnen stellen en in onze God hebben gewoond en in Hem onze vreugde gevonden. Maar nu, Heere, in deze hachelijke omstandigheden, geef ons genade opdat wij ons niet van U afkeren.
Indien onze positie nu niet is zoals Gij ons zou hebben toegewezen als wij verstandiger waren geweest, geef ons dan toch dat wij geleerd mogen worden ons goed te gedragen, opdat de barmhartigheden die Gij ons hebt geschonken ons niet tot struikelen brengen en het verkrijgen van onze hartenwens voor ons een verzoeking wordt. Veeleer zijn wij geneigd U te loven voor de vele malen dat Gij ons gebed niet hebt verhoord, want Gij hebt gezegd dat wij verkeerd hebben gevraagd en daarom niet konden krijgen, en wij wensen dit gebed tot U te richten opdat, wanneer wij verkeerd vragen, het U in grote wijsheid en liefde behaagt ons dit te weigeren.
O, Heere, als wij op enig moment onze zaak doorzetten zonder voldoende berusting, neem ons dan niet in acht, bidden wij U, en al roepen wij dag en nacht tot U over iets, maar als Gij ziet dat wij hierin dwalen, neem de stem van onze roep dan niet in acht, bidden wij U. Het is onze hartenwens nu, dat dit gebed van ons zal worden opgetekend zo lang wij leven, niet zoals ik wil, maar zoals Gij wilt.
Maar, o Heere, als wij terugkijken, moeten wij met de grootste dankbaarheid terugdenken aan de vele gelegenheden waarin Gij onze gebeden wel hebt gehoord. Wij zijn in diepe nood gebracht en ons hart is in ons binnenste gezonken, wij hebben tot U geroepen en Gij hebt nooit geweigerd ons te horen. De gebeden van onze begeerten hebt Gij verworpen, maar de gebeden van onze noden hebt Gij verhoord. Niet één goede weldaad is ontbroken van alles wat Gij hebt beloofd.
Gij hebt ons overvloedig gegeven boven hetgeen wij vroegen of zelfs maar dachten, want er was een dag waarop onze huidige toestand voor ons als veel te hoog zou zijn beschouwd om ooit te bereiken. En terugkijkend zijn wij verbaasd dat wij die tussen de kruiken van Egypte lagen, nu ieder onder zijn wijnstok en vijgenboom zit. Dat zij die eenzaam in de woestijn ronddwaalden, nu een stad hebben gevonden om in te wonen. Dat wij die verloren ronddwaalde in vodden, nu kinderen mogen zijn in de schoot van de Vader. Dat wij die metgezellen van varkens waren, nu erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus zijn geworden. O, wat een bemoediging hebben wij om te bidden tot zulk een verhorend God, Die de vraag van Zijn kinderen verre overtreft.
Wij zeggen uit het diepst van ons hart, gezegend zij de Naam van de Heere voor eeuwig en altijd. Amen, gezegend zij Zijn Naam. Al was het alleen maar voor verhoorde gebeden of zelfs voor sommige onbeantwoorde gebeden, wij zouden U blijven loven en zegenen zolang wij enig wezen hebben.
Nu, Heere, luister naar de stem van de roep van Uw kinderen. Waar er een oprecht hart is dat zoekt naar grotere heiligheid, beantwoord Gij dat verzoek, of waar er een gebroken geest is die zoekt naar verzoening met Uzelf, heb er behagen in het nu te beantwoorden. Gij weet waar gebeden wordt, al is het zonder woorden, wanneer de lippen zelfs niet bewegen. O, hoor de tollenaar die zijn oog niet naar de hemel durft te heffen. Hoor hem terwijl hij roept: “God, wees mij zondaar genadig.” Luister naar hen die voor zichzelf bestemd lijken voor de dood. Hoor het zuchten van de gevangene! O, dat Gij vrede en rust zoudt schenken aan iedere verontruste geest over de gehele wereld die nu verlangt zijn aangezicht naar het kruis te wenden en God te zien in Christus Jezus. O Heere, als er dienaren van U zijn die zich inspannen voor de zaken van anderen, danken wij U voor hen. Wek in de Kerk vele voorbidders op die zullen pleiten voor de welvaart van Sion en U geen rust zullen geven totdat Gij haar opricht en haar tot een vreugde in het land maakt.
O, er zijn er onder ons die tot U hebben geroepen over ons land. Gij weet hoe wij in het verborgene kermden en zuchtten over kwade tijden en Gij zijt reeds begonnen ons te horen, waarvoor wij Uw Naam wensen te loven en te zegenen. Maar wij zouden niet ophouden voor dit land te bidden, voordat Gij al de zonde van het land zou wegdoen, dat Gij het zoudt verlossen van de vloek der dronkenschap, het redden van ongelovigheid, van pausdom, van ritualisme, van rationalisme en van elke vorm van kwaad, opdat dit land een heilig land zou worden.
O, Heere, geef dat massa’s van de werkende mensen mogen luisteren naar het Evangelie. Breek in, bidden wij U, in hun stugge onverschilligheid. Heere, geef hun een liefde voor Uw huis, een verlangen om Uw Evangelie te horen, en dan zult Gij omzien naar de vele arme rijken die niets van U weten en hun eigen rijkdom vereren. De Heere geve dat de velen voor wie geen speciale Evangeliediensten zijn, maar die in eigengerechtigheid zijn gewikkeld, gebracht mogen worden om het Evangelie van Jezus te horen, opdat ook zij, evenals de armen, tot Christus gebracht mogen worden.
God zegene dit land met meer evangelisch licht en meer evangelisch leven en liefde. Gij zult ons horen, o Heere.
Nu willen we bidden voor onze kinderen, dat ze gered mogen worden. Sommigen van ons kunnen niet meer bidden voor de bekering van onze kinderen, onze gebeden zijn reeds verhoord. Maar er zijn anderen die kinderen hebben die hen kwellen en hun hart bedroeven. O God, red de zonen en dochters van godvruchtige mensen. Mogen zij niet zuchten over hun kinderen zoals Eli deed en zoals Samuël deed, en mogen zij zien dat hun zonen en dochters kinderen worden van de levende God. Wij bidden voor onze dienstknechten, voor onze buren, voor onze naasten van nabij of veraf, dat allen tot Jezus gebracht mogen worden. Doe dit, o God, uit Uw oneindige barmhartigheid.
En nu wij voorbede doen, bidden wij naar Uw woord voor alle koningen en gezagdragers, opdat wij een rustig en vredig leven mogen leiden. Wij bidden ook voor alle naties. O Heere, zegen en gedenk de landen die in duisternis zitten en laat hen een groot licht zien, en moge zendingswerk overvloedig succesvol zijn. En laat de begunstigde naties waar onze God bekend is, vooral dit land en het land aan de overkant van de machtige oceaan die dezelfde Heiland liefhebben en dezelfde taal spreken, altijd begunstigd worden met de goddelijke aanwezigheid en met overvloedige voorspoed en zegen.
O Heere, Gij hebt ons ras uitverkoren en begunstigd en het op aarde vermenigvuldigd en terwijl het met deze staf deze Jordaan overstak, zijn het nu twee grote naties geworden. Heere, zegen het gehele ras en degenen die erin zijn opgenomen, en daarna alle andere rassen, opdat in ons de zegen van Abraham moge worden vervuld: “Ik zal u zegenen en gij zult tot een zegen zijn.” En nu, Vader, verheerlijk Uw Zoon! Door vergeving te schenken door Zijn kostbaar bloed, verheerlijk Uw Zoon! Door de Eeuwige Geest uit te zenden om de mensen te overtuigen en hen aan Zijn voeten te brengen, Vader verheerlijk Uw Zoon! Door Uw heiligen te verrijken met gaven en genaden en hen op te bouwen naar Zijn beeld, Vader verheerlijk Uw Zoon! In het bijeenbrengen van het gehele gezelschap van Zijn uitverkorenen en in het verhaasten van Zijn Koninkrijk en Zijn komst, Vader verheerlijk Uw Zoon! Verder dan dit gebed kunnen we niet gaan: “Verheerlijk Uw Zoon opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt”, en de Vader, Zoon en Heilige Geest zij de heerlijkheid voor eeuwig en altijd.
Amen.