De gelovige vertrouwt zijn ziel toe aan de hand van zijn God; zij is van Hem afkomstig, zij is van Hem, Hij heeft haar vroeger onderhouden, Hij is bij machte haar te bewaren, en het is zeer passend dat Hij haar tot Zich neemt. Alle dingen zijn veilig in Jehovah’s handen; wat wij aan de Heere toevertrouwen zal veilig zijn, zowel nu als in die dag der dagen waarheen wij ons haasten. Het is een vredig leven en een heerlijk sterven om te rusten in de zorg van de Hemel. Te allen tijde moeten wij alles aan Jezus’ trouwe hand toevertrouwen; dan zal onze ziel, ook al hangt het leven aan een zijden draadje en vermenigvuldigen de tegenslagen zich als het zand der zee, op haar gemak vertoeven en zich verlustigen in stille rustplaatsen.