Kijk naar je bezittingen, o gelovige, en vergelijk jouw deel met dat van je medemensen. Sommigen van hen hebben hun deel op het veld; zij zijn rijk en hun oogsten geven hun een gouden oogst; maar wat zijn oogsten vergeleken bij jouw God, die de God van de oogsten is? Wat zijn opengebarsten graanschuren vergeleken bij Hem, die de Hoeder is en je voedt met het brood des hemels? Sommigen hebben hun deel in de stad; hun rijkdommen zijn overvloedig en stromen tot hen in voortdurende stromen, totdat zij een waar reservoir van goud worden; maar wat is goud vergeleken bij jouw God? “Gij zijt mijn deel, o Heere.” – Psalm 119.