1 Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte! 2 Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid! 3 Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp! 4 Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel! 5 Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! 6 Alles, wat adem heeft, love den HEERE! Hallelujah!
Halleluja!’ De aansporing is gericht tot alle dingen op aarde en in de hemel. Moeten zij niet alle de glorie uitroepen van Hem tot Wiens eer zij zijn, en geschapen werden? Jehova, de ene God, moet het ene voorwerp van aanbidding zijn. Het is schandelijk verraad, ook maar het geringste deeltje van Zijn eer aan een ander te geven; Hem de eer ontzeggen is harteloze roverij. In Zijn Kerk beneden en in Zijn hoven boven, moeten er voortdurend halleluja’s worden aangeheven. In de persoon van Jezus vindt God een heilige woning of heiligdom, en daarin moet Hij zeer worden geprezen.
Ook kan van Hem gezegd worden dat Hij in heiligheid woont, want al Zijn wegen zijn juist en goed; hierom moeten wij Hem verheerlijken met hart en stem. Telkens wanneer wij bijeenkomen voor heilige doeleinden, moet het onze voornaamste taak zijn hulde te bewijzen aan de Heere onze God. Wat hebben wij een uitgestrektheid in het grenzeloze firmament van goddelijke macht! Laat het geheel gevuld worden met lof. Laten de hemelen, zo groot en sterk, weerklinken van de lof van de driemaal heilige Jehova, terwijl de heiligdommen der aarde de Almachtige verheerlijken.
Roep met het luidste, helderste kennisgeving de volken bijeen. Laat alle mensen weten dat wij ons niet schamen om te aanbidden. Het geluid van de bazuin is verbonden met de meest grootse en plechtige gebeurtenissen, zoals de uitvaardiging van de wet, de proclamatie van een jubeljaar, de kroning van joodse koningen, het woeden van een oorlog. Ook moet gedacht worden aan de wederkomst van onze Heere en de opstanding van de doden. Laten wij nooit voor onze eigen eer de bazuin steken, maar onze loftrompet reserveren voor Gods glorie. Er is genoeg in ons heilig geloof om de hoogste graad van vreugde op te wekken en te rechtvaardigen.
Als mensen saai zijn in de eredienst van de Heere onze God, handelen zij niet in overeenstemming met het karakter van hun geloof. ‘Alles, wat adem heeft’; dat wil zeggen, alle levende wezens. Hij gaf hun adem, laten zij dan Zijn lof ademen. In het Hebreeuws bestaat Zijn Naam eerder uit ademtochten dan uit letters, om aan te geven dat alle adem van Hem komt; laat die dan voor Hem gebruikt worden. Voeg u bij alle levende wezens in het eeuwige lied. Of u nu de minste of de grootste bent, weerhoud uw lof niet. Wat een dag zal het zijn als alle dingen op alle plaatsen zich verenigen om de ene levende en ware God te verheerlijken! Dat zal de finale triomf van de kerk van God zijn. ‘Looft de Heere.’ Nog eens: ‘Halleluja!’ Zo wordt de psalm met de oproep tot lofprijzing afgerond; en zo eindigt het Boek der Psalmen met een gloedvol woord van aanbidding. Lezer, wilt u op dit moment niet even stoppen en de Heere uw God aanbidden? ‘Halleluja!’
Overweging:
Als wij alles hebben gezegd wat wij kunnen zeggen tot Gods lof, moeten we gewoon opnieuw beginnen; dit leren wij van de hernieuwing van de aansporing, aan het slot van diverse psalmen, en ook hier aan het eind van alle psalmen, ‘Halleluja!’.