33 He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe. 34 Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte. 35 Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust. 36 Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid. 37 Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen. 38 Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is. 39 Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed. 40 Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Dit gedeelte is doortrokken van een gevoel van afhankelijkheid en een besef van uiterste nood; het is een en al bidden en smeken. De psalmist wil de Heere tot leermeester hebben; want hij weet dat zijn hart niet wijzer zal worden van iedere andere onderwijzer. Een besef van grote traagheid tot leren spoort ons aan een groot leermeester te zoeken. Wat een verlaging van Zichzelf laat onze grote Jehova zien wanneer Hij Zich verwaardigt om hen te leren die Hem zoeken. De verlangde les is door en door praktisch; de heilige man wilde niet alleen de ‘inzettingen’ leren, maar ook hun ‘weg’, het dagelijks gebruik ervan, hun strekking, geest, richting, gesteldheid, tendens. Hij wilde het pad der heiligheid kennen dat door de goddelijke wet wordt omzoomd, waarlangs de geboden van de Heere staan als borden die de richting aangeven en mijlpalen die informatie bieden, onze reis leidend en markerend. Het verlangen deze weg te leren is op zichzelf al een verzekering dat wij van de geboden zullen Ieren, want Hij Die ons deed verlangen naar lering zal voorzeker het verlangen vervullen.
Wanneer de goddelijke genade een mens op het ware pad brengt, zal hij er trouw aan zijn. Louter menselijke wijsheid en wil hebben niet zo’n blijvende invloed; er is een eind aan alle volmaaktheid van het vlees, maar er is geen eind aan de hemelse genade, haar einddoel echter is de vervolmaking van heiligheid in de vreze des Heeren. Volharding tot het einde kan met alle zekerheid worden voorspeld in het geval van diegenen wier begin in God is, en met God, en door God; maar zij die beginnen zonder het onderricht van de Heere, vergeten algauw wat zij leren, en wijken af van de weg die zij voorgaven ingeslagen te zijn. Niemand mag snoeven dat hij zijn weg in eigen kracht zal volhouden, want dat moet afhangen van het voortgaande onderricht van de Heere: wij zullen vallen als Petrus als wij net als hij op onze eigen vastheid vertrouwen. Als God ons bewaart, zullen wij Zijn weg bewaren; en het is een grote troost te weten dat het Gods handelwijze is de voeten van Zijn heiligen te bewaren.
Toch moeten wij in de gaten houden dat het niet helemaal van onszelf afhangt of wij de weg houden; want onze volharding rust niet op enige kracht of dwang, maar beslist op het onderricht van de Heere. Wie de leermeester ook is, er is leeractiviteit vereist van de zijde van de onderwezene: niemand kan iemand onderwijzen die weigert te leren. Laten wij dan ernstig het goddelijk onderricht indrinken, opdat wij onze onkreukbaarheid mogen behouden en voortgaan over het pad der oprechtheid tot het laatste levensuur! Als wij het levende en onvergankelijke zaad van het Woord van God ontvangen, moeten wij leven; daarbuiten hebben wij geen eeuwig leven, alleen een leven in naam.
Overweging:
Wij hebben niet alleen licht nodig om onze weg te weten, maar ook een hart om die weg te gaan.