11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. 12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. 13 Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden. 14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. 15 Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken. 16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.
Als mensen een opdracht hebben, worden ze dubbel voorzichtig, en daarom wordt van de engelen gezegd dat ze van God Zelf het bevel krijgen ervoor te zorgen dat de uitverkorenen veilig zijn. Het is helemaal opgenomen in de marsorders van de hemelse heirlegers dat ze speciaal letten op de mensen die in God verblijven. Het is niet zo verwonderlijk dat de dienaren bevel krijgen te zorgen voor het welzijn van de gasten van hun Meester; en wij mogen er heel zeker van zijn dat zij, als ze een speciale opdracht hebben gekregen van de Heere Zelf, zich met zorg van de hun opgelegde taak zullen kwijten. De grens van deze bescherming ‘in al uw wegen’ is geen beperking voor het hart dat vrede heeft met God. Het komt niet op de weg van de gelovige, zijn weg te verlaten. Hij raakt de weg niet kwijt, en dan raken de engelen hem niet kwijt. De hier beloofde bescherming is wat de plaats betreft uitermate ruim, want ze geldt voor al onze wegen, en wat wensen wij nog meer? Hóe engelen ons op deze manier bewaren, kunnen wij niet zeggen. Of ze demonen verjagen, geestelijke aanslagen voorkomen, of zelfs de subtielere fysieke machten van ziekte afweren, weten wij niet. Misschien zullen wij op een dag verbaasd staan over de talrijke diensten van de onzichtbare scharen aan ons.
De Heere spreekt over Zijn eigen uitverkorene. Niet omdat hij het verdient om op deze manier bewaard te worden, maar omdat hij met al zijn onvolkomenheden zijn God liefheeft. Daarom zullen niet alleen de engelen van God, maar zal ook de God der engelen Zelf hem komen redden in alle momenten van gevaar, en hem daadwerkelijk verlossen. Wanneer het hart vol van God is, helemaal door Hem in beslag genomen, en intens aan Hem verknocht, zal de Heere de heilige vlam herkennen en de mens die hem in zich draagt, bewaren. Liefde – liefde die op God is gericht – is het onderscheidende kenmerk van hen die de Heere beschermt tegen het kwaad. Niemand leeft in innige verbondenheid met God als hij niet een warme genegenheid voor God koestert, en een verstandig vertrouwen in Hem. Deze korrels deugdzaamheid zijn kostbaar in Jehova’s ogen, en overal waar Hij ze ziet, lacht Hij ze tegen. Hoe verheven is de status die de Heere de gelovige verleent! Wij moeten die allervurigst begeren. Als wij hoog klimmen kan het gevaarlijk zijn, maar als God ons hoog neerzet is het roemrijk.
Erfgenamen des hemels zijn zich bewust van een speciale goddelijke aanwezigheid in tijden van zware beproeving. God is altijd nabij met Zijn mededogen en macht om Zijn beproefden te helpen. Gelovigen worden niet gered of bewaard op een manier die hen vernedert, of hun het gevoel geeft achteruitgezet te zijn; integendeel, het heil van de Heere strekt tot eer van hen die erdoor worden verlost. God geeft ons eerst overwinnende deugd, en beloont ons daar dan voor.
Overweging:
Er schuilt veel veiligheid in de kennis van God, in Zijn eigenschappen, en in Zijn Christus.