47 Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur? 48 Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben? 49 Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela. 50 HEERE! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw? 51 Gedenk, HEERE! aan den smaad Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote volken. 52 Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden. 53 Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen.
De oproep is gericht tot Jehova, en het argument is de duur van de beproeving die de psalmist ondergaat. Kastijding met een roede is geen aangelegenheid van lange duur, daarom doet hij een beroep op God de tijd van de verschrikking te bekorten. ‘Zal Uw grimmigheid branden als een vuur?’ Zal het maar steeds doorgaan tot het vuur zijn prooi verteert? Stel alstublieft een grens! Hoever zult Gij gaan? Zult Gij de troon verbranden die Gij gezworen hebt te zullen bestendigen? In dezelfde mate willen wij de Heere smeken de zaak van Christus in onze dagen te gedenken. Kan Hij zo toornig op Zijn Kerk zijn dat Hij haar nog veel langer alleen laat? Hoever zal Hij het allemaal laten komen? Zal de waarheid uitsterven en zullen er geen heiligen meer bestaan? Hoe lang zal hij de dingen nog op hun beloop laten? Hij moet beslist spoedig ingrijpen, want als Hij het niet doet, zal de ware religie als het ware geheel door het vuur verteerd worden.
Als de Heere Zijn stralen niet op Zijn werk neerzendt, leven wij voor niets – wij beschouwen het niet langer als leven als Zijn zaak niet gedijt. Wij leven als de Koning leeft, anders niet. Alles is ijdelheid als de religie ijdelheid is. Als het koninkrijk der hemelen zou falen, is alles tot mislukken gedoemd. De schepping is een smet, voorzienigheid een vergissing en ons eigen bestaan een hel, als de trouw van God kan falen en Zijn genadeverbond verbroken kan worden. Als het hele Evangelie weerlegd kan worden blijft er niets meer voor ons, of voor ieder ander mens, over dat het leven de moeite waard maakt.
Wij mogen de Heere herinneren aan Zijn eerste liefdedaden, Zijn vroegere liefde voor Zijn Kerk, Zijn vroegere goedgunstigheid jegens onszelf. Dan kunnen wij als argument Zijn eed gebruiken, en Hem smeken eraan te denken dat Hij gezworen heeft Zijn uitverkorenen te zegenen. We kunnen ook met kracht worstelen, door Hem te wijzen op Zijn eigen wezen, en Zijn onschendbare waarheid aan te grijpen. Als alles er donker uitziet, mogen wij onze sterke argumenten naar voren brengen, en de zaak bespreken met onze tegemoetkomende God, Die Zelf heeft gezegd: ‘Komt dan, en laat ons samen rechten’.
David eindigt waar hij begon; hij heeft de wereld rondgevaren en de haven weer bereikt. Laten wij God loven voordat wij bidden, terwijl wij bidden, en wanneer wij gebeden hebben, want Hij heeft het altijd verdiend. Als wij Hem niet kunnen begrijpen, zullen wij Hem toch niet wantrouwen. Wanneer Zijn wegen voor ons niet te volgen zijn, zullen wij niet zo dwaas zijn om te oordelen; toch zullen wij dat doen als wij vinden dat Zijn daden onvriendelijk of ontrouw zijn. Hij is, Hij zal eeuwig zijn, onze heilige God.
Overweging:
De smaad van de religie en van het goddelijke gaat ieder levend lid van de kerk zeer aan het hart, en dat moet ook zo zijn.