1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. 3 De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. 4 Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord. 5 Hun richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent gesteld voor de zon. 6 En die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held, om het pad te lopen. 7 Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
Het boek van de natuur heeft drie delen: hemel, aarde en zee, waarvan de hemel de eerste en de meest luisterrijke is. Met de hulp daarvan kunnen wij de schoonheid van de andere twee zien. Elk boek zou zonder het begin akelig onaf zijn. Dit geldt speciaal voor de grote natuurbijbel, omdat zijn eerste bladzijden – zon, maan en sterren – licht geven aan de rest van het boek, en zodoende de sleutels zijn zonder welke de tekst die volgt duister en onleesbaar zou zijn. De rechtoplopende mens is geschapen om de hemel te onderzoeken, en hij die de schepping begint te lezen door de sterren te bestuderen, begint op de juiste plaats in het boek.
Elk deel van de schepping is leerrijker dan het menselijk verstand ooit uitputtend zal weten, maar het gebied van de hemel is bijzonder rijk aan geestelijke lessen. Ieder moment worden Gods bestaan, Zijn macht, wijsheid en goedheid uitgebazuind door de hemelse herauten die van boven op ons schijnen. Hij die de goddelijke verhevenheid wil peilen, moet omhoogkijken naar de met sterren bezaaide hemelkoepel; hij die zich de oneindigheid wil voorstellen, moet naar het grenzeloze uitspansel turen; hij die de goddelijke wijsheid wil zien, moet naar het evenwicht van de hemellichamen kijken; hij die de goddelijke trouw wil kennen, moet letten op de regelmaat van de bewegingen van de planeten; en hij die zich enige voorstelling van de goddelijke macht, grootheid en majesteit wil maken, moet de aantrekkingskrachten ramen, de grootte van de vaste sterren, en de pracht van de hele hemelse stoet.
Het is niet zomaar eer wat de hemelen vertellen, maar de eer van God. Ze geven ons zulke onweerlegbare argumenten voor een bewuste, intelligente, plannende, controlerende en leidinggevende Schepper, dat geen onbevooroordeeld persoon er niet door overtuigd kan worden. Het getuigenis dat de hemelen geven is niet slechts een aanwijzing, maar een duidelijke, onmiskenbare verklaring; en het is een verklaring van een hoogst constant soort. En toch, waartoe dient de luidste verklaring voor een doof mens, en de duidelijkste presentatie voor iemand die geestelijk blind is? God de Heilige Geest moet ons verlichten, alle zonnen van de melkweg zullen het nooit doen.
Aan het uitspansel boven ons laat God als het ware Zijn sterrenvlag wapperen om te tonen dat de Koning thuis is, en hangt Hij Zijn wapenschild uit opdat atheïsten kunnen zien hoe Hij hun ontkenningen van Hem veracht. Hij die opkijkt naar het firmament en zichzelf vervolgens een atheïst noemt, merkt zichzelf meteen aan als een idioot of een leugenaar. Het is vreemd dat sommigen die God liefhebben toch het van God getuigende boek der natuur niet durven te bestuderen. De wijste mensen zijn zij die met vrome ijver de gangen van Jehova, zowel in Zijn schepping als in Zijn genade, nagaan; het is dwaas om ook maar enige vrees te koesteren dat eerlijk onderzoek van het een, ons geloof in het ander zou kunnen schaden.
Overweging:
De hemelen en het firmament zijn, om zo te zeggen, het toneel van Gods wijsheid en macht en eer.