Kunt u uzelf voorstellen dat een kind uit de laagste gelederen van de samenleving, dat door een Romeinse senator is geadopteerd, tegen zichzelf zegt: “Ik wenste dat de dag was aangebroken dat ik in het openbaar zal worden bekend gemaakt als het kind van mijn nieuwe vader. Ik zal deze armoedige gewaden laten liggen en worden aangekleed met vorstelijke kleding.” Hij is gelukkig in wat hij heeft ontvangen en juist daarom zucht hij om tot de volheid te komen van wat hem is beloofd. Zo is het met ons. We wachten op het moment dat we onze deftige klederen mogen aantrekken en we voor iedereen geopenbaard zullen worden als de kinderen van God. Gij zijt jonge vorsten, maar u bent nog niet gekroond. Gij zijt jonge bruiden, maar de huwelijksdag is nog niet aangebroken. Door de liefde die uw Echtgenoot u geeft duurt het te lang voor u, u verlangt naar de huwelijksdag. Het maakt u zo gelukkig dat u kreunt van verlangen. Uw vreugde is als het opwellen van een bron die verlangt om uit te barsten als een of andere IJslandse Geiser, klimmend naar de hemel, terwijl het schudt en beeft in de ingewanden van uw ziel vanwege gebrek aan ruimte om het aan alle mensen te laten zien.