De liefde tot God is als een grote berg. De meerderheid van de reizigers bekijkt het van veraf, of doorkruist de vallei aan de grond. Een paar anderen klimmen naar een rustplaats op een van de verhoogde paden, van waaruit ze een deel van zijn hoogte zien. Hier en daar klimt een avontuurlijke reiziger op een kleine piek en heeft een beetje uitzicht op gletsjer en bergtop. Een aantal van hen zijn degenen die het hoogste punt beklimmen en de maagdelijke sneeuw betreden. Zo is het dus ook met de Kerk van God. Elke christen verblijft in de schaduw van Goddelijke liefde, slechts enkelen genieten ervan en hebben een opmerkende wederliefde tot de Heere. Maar helaas, er zijn er in deze tijd maar weinigen, die reiken tot deze Serafijnse liefde, die opklimmen naar de heuvel van de Heere, om te komen waar de adelaar niet is geweest en het pad bewandelen dat een leeuwenwelp nog nooit heeft betreden. Het is de wederliefde die hen brengt tot de hoogten van volledige en vurige toewijding. Let nu op, het kan moeilijk zijn om zo hoog te klimmen, maar er is één zekere route en slechts één, die de mens moet volgen om deze heilige hoogte te bereiken. Het is niet het spoor van zijn werken, noch het pad van zijn handelen, dan alleen door deze weg: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.”