Ik liep op een dag over een lange zandweg, de hitte van die dag was ver boven onze normale ervaring in dit land, het was bijna tropisch. Ik zag een klein stroompje koel water en uitgedroogd van de dorst bukte ik me en dronk. Denkt u dat ik iemand toestemming vroeg of informeerde of ik wel of niet mocht drinken? Ik wist niet wie het toebehoorde en het kon me ook niet schelen. Daar was water en ik wist dat het mijn dorst zou lessen. Niemand hoefde naar mij te roepen “Drink!” Want mijn innerlijke verlangens riepen “Drink!” Ik had dorst en er was water. Ik merkte op, nadat ik gedronken had, dat er twee arme zwervers langs kwamen die ook uit het stroompje begonnen te drinken. Ik heb niemand gezien die hen naar de gevangenis bracht omdat ze dronken. Omdat het water daar was en de dorstige mannen daar waren, was het een geschikt moment om hun behoefte te bevredigen en ze namen er snel deel aan. Hoe vreemd is het toch dat God het Evangelie om niet geeft en dat wanneer u begerig bent om het te ontvangen, u toch iemand nodig hebt die tot u roept: “Drink! Drink! Drink!” En dat u dan uiteindelijk nog niet durft te komen om te drinken. Oh! Als u een beetje meer dorst had, als u uw behoefte beter zou kennen, als u meer overtuigd was van uw zonden, dan zou u nauwelijks een uitnodiging nodig hebben, alleen al het feit van die grote voorraad zou voor u voldoende moeten zijn. Kom daarom deze morgen en drink, het zal de brandende dorst vanbinnen lessen.