Stelt u zich voor dat u op een ochtend wakker wordt en er een kostbaar liefdesbriefje van een onbekende Vriend op uw kussen ligt, met een ring die schittert van juwelen en gegraveerd is met een tedere inscriptie en daarnaast een boeket bloemen met een liefdesgedicht! Uw nieuwsgierigheid zou geen grenzen kennen. Maar er wordt u geïnformeerd dat dit wonderlijke Wezen niet alleen voor u heeft gedaan wat u gezien hebt, maar dat er wel duizend daden van liefde zijn die u niet zag, wat nog meer bewijzen zijn van Zijn genegenheid. Er wordt u verteld dat Hij gewond was, gevangengezet en gegeseld werd en dit alles deed Hij voor u. Hij had zoveel liefde voor u dat zelfs de dood Hem niet kon overwinnen. U wordt erop gewezen dat Hij elk moment bezig is met uw belangen, omdat Hij bij Zichzelf heeft gezworen dat, waar Hij is, u ook zult zijn. U zult delen in Zijn eer en van Zijn geluk zult u de kroon zijn. Zou u niet zeggen: “Vertel me eens, is er iemand van u die Hem kent, vertel me wie Hij is en wat Hij is;” en als ze zeiden: “het is genoeg voor u om te weten dat Hij van u houdt en om dagelijkse bewijzen van Zijn goedheid te hebben,” dan zou u zeggen: “Nee, deze liefdestekenen vermeerderen mijn dorst naar Hem. Als u Hem ziet, vertel Hem dan dat ik ziek ben van liefde, de heerlijke geuren die Hij mij zendt en de liefdesbrieven die Hij mij geeft getuigen van Zijn liefde. Ik verlang naar Hem, ik kan niet verder leven zonder Hem, Zijn goedheid maakt mij dorstig, breng mij tot Hem of ik zal sterven van liefde.”