En het zal geschieden, al wie de Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden. Joël 2:32
Waarom roep ik Zijn Naam niet aan? Waarom loop ik naar die buurman en dat, terwijl God zo nabij is en mijn zwakst geroep zal horen? Waarom ga ik ervoor zitten, ontwerpen te smeden en plannen te beramen? Waarom wentel ik niet terstond mijzelf en mijn last op de HEERE? De beste hardloper loopt recht toe, recht aan — waarom loop ik dan niet terstond naar de levende God? Tevergeefs zal ik ergens anders uitzien naar bevrijding, maar bij God zal ik haar vinden, want hier heb ik Zijn koninklijk ZAL om het waar te maken. Ik behoef niet te vragen, of ik Hem mag aanroepen of niet, want het ,,al wie” is zeer ruim en alomvattend. “Al wie”, doelt op mij, want het duidt elk en een ieder aan, die een beroep doet op God. Daarom wil ik de leiding van de tekst volgen en terstond de verheerlijkte Heere aanroepen, die zulk een rijke belofte heeft gedaan. Mijn geval is dringend en ik zie niet in, hóe ik moet worden bevrijd, maar dat is mijn zaak niet. Hij, die de belofte doet, zal wegen en middelen vinden om haar te houden. Mijn taak is het, Zijn geboden te gehoorzamen; het is niet mijn taak Hem Zijn raadsplannen voor te schrijven. Ik roep Hem aan en Hij zal mij bevrijden.