De zegenende ziel zal vet gemaakt worden. Spr. 11:25
Als ik begeer dat mijn ziel zal gedijen, moet ik mijn voorraad niet opslaan, maar ik moet die uitdelen aan de armen. Gierig en vrekkig te zijn is de weg van de wereld naar welvaart, maar het is niet de weg van God, want Hij zegt: “Er is een, die uitstrooit dewelke nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek”. De weg van het geloof naar gewin is geven. Ik moet dat steeds opnieuw trachten te doen en dan kan ik verwachten, dat zoveel welvaart als goed voor mij is mij als een genadige beloning voor mild te werk gaan zal ten deel vallen. Natuurlijk kan ik er niet zeker van zijn, dat ik rijk word. Ik zal het goed hebben, maar niet té goed. Te grote rijkdommen zouden mij even zo log kunnen maken als zwaarlijvige personen dat gewoonlijk zijn en de slechte spijsvertering van aardsgezindheid veroorzaken en misschien hartvervetting teweeg brengen. Neen, ik ben vet genoeg om gezond te zijn, ik mag goed verzadigd zijn, en als de HEERE mij genoeg schenkt, dan mag ik volkomen tevreden zijn. Maar er is een welgedaanheid van ziel en geest, die ik in hoge mate zou willen begeren en die is het gevolg van edelmoedige gedachten aangaande mijn God, zijn Kerk en mijn medemensen. Laat ik niet karig zijn, opdat mijn hart geen honger lijdt. Laat ik weldadig en vrijgevig zijn, want zo zal ik lijken op mijn Heere. Hij gaf zichzelf voor mij: zal ik Hem dan iets met tegenzin geven?