Kort nadat Spurgeon dominee in Londen was geworden, werden hij en enkele andere predikanten uitgenodigd door een bekende voorganger die John Alldis heette. Ik weet niet uit hoeveel dominees het gezelschap bestond, en hoe oud ze allemaal waren, maar ik neem aan dat Spurgeon met zijn negentien of twintig jaar, de jongste was van allemaal. Voordat iedereen weer naar huis ging, werd aan een oude dominee gevraagd of hij wilde bidden. In zijn gebed zei hij: ‘Heere U weet dat Uw jonge dienstknecht Spurgeon nog veel moet leren, maar ook veel moet afleren, Heere wilt U hem leiden?’
Dominee Alldis vroeg zich af of Spurgeon zich beledigd zou voelen, en er misschien wat van zou zeggen. Na het amen stond Spurgeon op en liep rechtstreeks naar de predikant die gebeden had. Wat zou hij doen, wat zou hij zeggen, was Spurgeon boos? Het volgende gebeurde, Spurgeon greep de hand van de man en zei: ‘Beste broeder, ik bid dat God in Zijn genade uw gebed voor mij verhoren wil. Spurgeon was helemaal niet gekwetst, en helemaal niet boos. Hij was bereid toe te geven dat hij nog veel moest leren, en dat er ook veel was dat hij moest afleren. Hij wilde niets liever dan dat de Heere hem zou leiden.
Dominee Alldis had gehoord wat Spurgeon zei. Later beweerde hij dat Spurgeon’s antwoord een les in nederigheid was geweest die hem de rest van zijn leven bijbleef. Wat is het gemakkelijk voor ons om trots te zijn, en wat is het moeilijk om ons nederig op te stellen. Wij hebben echt geen reden om trots te zijn, want we zijn allemaal zondaren. We hebben wel reden om nederig te zijn, want God belooft Zijn genade aan hen die nederig zijn en naar Hem vragen. Lees bij dit gedeelte de twee teksten uit de Bijbel van 1 Petrus 5 vers 5 en 6. Past deze tekst bij dit gedeelte, en waarom?