Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren. Openbaring 7:17
Dit is de reden voor alle voorziening en blijdschap: het vers begint met het woordje want, waarmee aangeduid wordt dat dit de reden is voor alle zaligheid van de gezegenden, dat het Lam hen voedt en leidt. Wie is Hij, Die hen voedt? Het is het Lam. Ik wilde wel dat ik in staat zou zijn u duidelijk te maken hoezeer mijn eigen ziel zich verblijdt bij het mediteren over deze in dit verband gezegende benaming ‘het Lam’. Leren we hieruit in de eerste plaats niet dat onze troost en ons leven moet voortkomen uit onze in het vlees gekomen Heiland – het Lam? De uitdrukking is zeer bijzonder: het is beeldspraak en geen beeldspraak; een gemengde metafoor en toch zeer duidelijk en eenvoudig! Er staat geschreven: ‘Het Lam zal hen weiden.’ Dit is een juiste beschrijving. Hoe zit dat dan? Een herder en die herder is een Lam! Dit is de waarheid die in deze woorden wordt weergegeven: Hij Die ons redt, is een mens zoals wij. Hij Die Zijn volk van al het nodige voorziet, is Zelf één van hen. ‘Om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen’ (Hebr. 2:11). Een lam is een lid van de kudde; een herder die tevens een lam is, moet wel de meest tedere herder, de meest meelevende en broederlijke beschermer zijn, die we ons kunnen voorstellen. Iemand die een herder van schapen is, moet ontfermend zijn, maar hij kan niet zo teder zijn alsof hij werkelijk hun aard deelt. In ons geval is de Herder Iemand Die volkomen deel heeft aan onze natuur: wij zijn mensen en onze Herder is een mens. Voor de heiligen is het Lam dus hun hoop, hun troost, hun eer, hun vreugde, hun heerlijkheid.
Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.