Want ik weet: mijn Verlosser leeft. Job 19:25
Ik weet.’ Dat kon Job zeggen: ‘Ik weet: mijn Verlosser leeft.’ Het is al vertroostend als we zeggen: dat hoop ik, dat vertrouw ik – en duizenden zijn er in de schaapskudde van Jezus die maar nauwelijks verder komen. Om echter tot de kern van de troost te komen, moet u zeggen: ik weet. ‘Indien’, ‘maar’, ‘misschien’ – het zijn met zekerheid de moordenaars van de vrede en de troost. Twijfels zijn treurige dingen in tijden van verdriet. Als wespen steken ze de ziel. Als er bij mij enigszins het vermoeden zou zijn dat Christus niet de mijne is, is er de azijn, gemengd met de gal van de dood. Als ik evenwel weet dat Jezus de mijne is, is de duisternis niet donker, en is zelfs de nacht een licht om me heen. Er komt honig uit de leeuw, en zoetigheid uit de eter. ‘Ik weet: mijn Verlosser leeft.’ Dat is een helder brandende lamp die troost geeft bij de mistroostigheid van het graf; maar een zwakke hoop is als een flakkerend en rokend vlaspitje dat slechts de duisternis zichtbaar maakt, en meer niet. Ik zou niet graag willen sterven met alleen maar een hoopje, gemengd met argwaan. Ik zou er veilig mee zijn, maar nauwelijks gelukkig. Maar o, wat zal het zijn om de rivier in te gaan en te weten dat alles goed is, in het vertrouwen dat ik als een schuldige, zwakke en hulpeloze worm gevallen ben in de armen van Jezus, in het geloof dat Hij kan bewaren wat ik Hem heb toevertrouwd! Ik zou willen dat u de volle verzekerdheid des geloofs nooit zult beschouwen als iets dat voor u ondenkbaar is!
Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.