Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud

De schatkamer van David

09 december | Bijbels Dagboek De Schatkamer Van David

13 Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt. 14 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. 15 Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. 16 Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. 17 Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! 18 Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.

Wie kan een model van onze lichaamsbouw bekijken zonder verwondering en ontzag? Wie zou een deel van het menselijk lichaam kunnen ontleden zonder zich te verwonderen over de verfijndheid ervan, en te beven bij de zwakheid ervan? De psalmist had nauwelijks onder de sluier kunnen kijken die de zenuwen, pezen en bloedvaten aan de gewone waarneming onttrekt; de wetenschap van de anatomie was hem geheel onbekend. Toch had hij genoeg gezien om zijn bewondering te wekken voor het maaksel en zijn eerbied voor de Maker. Deze delen van mijn lichaam zijn allemaal Uw werken; en hoewel het persoonlijke werken zijn, vlak voor mijn eigen oog, zijn ze toch in de hoogste mate wonderlijk. Het zijn werken binnen in mijzelf, en toch gaan ze mijn begrip te boven, als even zovele wonderen van vaardigheid en macht. Wij hoeven niet naar het einde van de aarde te gaan voor wonderen, niet eens over onze eigen drempel; ons eigen lichaam wemelt ervan.

Terwijl het vat nog op het pottenbakkerswiel stond, zag de Pottenbakker het al helemaal. De Heere kent niet alleen onze vorm, maar ook ons wezen: dat is met recht wezenlijke kennis. God zag ons toen wij niet te zien waren, en Hij schreef over ons toen er niets van ons was om over te schrijven. Toen nog geen van onze ledematen bestond, waren al die ledematen al zichtbaar voor God in het schetsboek van Zijn voorkennis en predestinatie. Als wij bedenken dat God van alle eeuwigheid aan ons dacht, ieder moment aan ons blijft denken, en aan ons zal blijven denken als de tijd er niet meer zal zijn, kunnen wij wel uitroepen: ‘Hoe machtig veel zijn haar sommen!’, de sommen van Uw gedachten. Gedachten die vanzelfsprekend zijn voor de Schepper, de Bewaarder, de Verlosser, de Vader, de Vriend, vloeien voortdurend uit het hart van de Heere.

Gedachten van onze vergeving, vernieuwing, ondersteuning, verzorging, opvoeding, vervolmaking, en talloze andere, wellen eeuwig op in het bewustzijn van de Allerhoogste. Het moet ons met aanbiddende verwondering en eerbiedige verbazing vervullen dat het oneindige bewustzijn van God zoveel gedachten wijdt aan ons die zo onbetekenend en zo onwaardig zijn! De gedachten van God zijn geheel ontelbaar; want niets kan in aantal de zandkorrels overtreffen die de grootste oceaan en alle kleinere zeeën omringen. De opgave van het tellen van Gods liefdevolle gedachten zou een oneindige zijn. Zelfs als wij de zanddeeltjes op de zeekust konden tellen, zouden wij nog niet in staat zijn Gods gedachten te tellen, want ‘harer is meer, dan des zands’. Dit is geen dichterlijke overdrijving, maar het vaststaande feit van een geïnspireerde uitspraak. God denkt oneindig aan ons, de handeling van de schepping heeft een grens, maar de macht van de goddelijke liefde heeft dat niet.

Overweging:

Een godvrezende ziel moet in slaap vallen in Gods armen, zoals een kind op zijn moeders schoot.

Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.