17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd. 18 De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen. 19 Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde. 20 Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend. 21 Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.
Alsof ze zich bewust was van de aanwezigheid van haar Maker, lag de zee klaar om voor Zijn aangezicht weg te vluchten. De gedachte is zeer dichterlijk: de psalmist ziet het voor zich, en beschrijft het luisterrijk. Het water zag zijn God, maar de mens weigert Hem waar te nemen; het water was bang, maar trotse zondaars zijn opstandig en vrezen de Heere niet. De wateren waren tot in hun binnenste verschrikt. Stille holten van de zee, diep beneden in de afgrond, bewogen van schrik; en de laagste kanalen bleven droog liggen, daar het water wegstroomde van zijn plaats, in grote schrik voor de God van Israël.
Gehoorzamend aan de Heere, verleende het onderste gebied van de atmosfeer zijn hulp om het Egyptische leger te verslaan. De wolkenwagens van de hemel stormden voorwaarts om hun waterlast uit te storten. Vanuit de hogere luchtstreken donderde de geduchte artillerie van de Heere der heirscharen. Salvo op salvo lieten de hemelen boven de hoofden van de verslagen vijand weerklinken, waardoor ze in verwarring werden gebracht en hun schrik toenam. De bliksemstralen schoten als schichten van de boog van God. Razendsnel gingen de rode tongen van vuur, hierheen, daarheen, op helm en schild gloeiden ze; alras onthulden ze met blauwe vuurbakens de diepste krochten van de hongerige zee, die wachtte om de trots van Egypte te verzwelgen.
Zie hoe alle schepselen wachten op hun God, en zichzelf sterk tonen om Zijn vijanden te vellen. Met schrikwekkende snelheid voortrazend en alles voor zich uit jagend, leek de storm op een strijdwagen die op uitzinnige wijze wordt bestuurd, en er werd een stem gehoord (ja, Uw stem, o Heere!) uit de vurige wagen, precies zoals een machtig man in de slag zijn paard aanvuurt en er luid tegen roept. De hele hemel weerklonk door de stem van de Heere. De hele aarde werd verlicht in de gloed van Jehova’s hemelvuur. Ander licht was er bij de slag van die vreselijke nacht niet nodig, elke golf lichtte op in de vuurflitsen, en de kust werd verlicht door de gloed. Wat waren de mensengezichten bleek in dat uur, toen het vuur van de zee op het land rondom sprong, van rots naar heuvel, van berg naar ster, tot het hele universum was verlicht ter ere van Jehova’s triomf. Hoe vreeswekkend zijt Gij, o God, als Gij naar voren treedt in Uw majesteit om Uw verwaande vijanden te vernederen.
Het slotvers is een abrupte overgang van storm naar vrede, van toorn naar liefde. Rustig werd Israël als een kudde geleid, door menselijke tussenkomst die de buitensporige glorie van de goddelijke aanwezigheid versluierde. Hij Die Egypte sloeg, was de Hoeder van Israël. Hij dreef Zijn vijanden voor Zich uit, maar ging Zijn volk voor. Hemel en aarde vochten aan Zijn zijde tegen de zonen van Cham, maar ze waren even dienstbaar aan de belangen van de zonen van Jakob. Daarom besluiten wij met gelovige vreugde en zeer getroost deze psalm, het lied van iemand die vergat hoe hij moest spreken en toch leerde te zingen, veel lieflijker dan zijn medezangers.
Overweging:
Er zijn tijden waarin zelfs het heiligste geloof het niet op kan brengen te luisteren naar redelijke woorden; al kan het nog wel een grond vinden om op te steunen, in de eenvoudige overdenking, in al hun natuurlijke grootsheid, van de daden die God heeft verricht.
Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.