Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud

De schatkamer van David

24 september | Bijbels Dagboek De Schatkamer Van David

6 Stel een goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn rechterhand. 7 Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde. 8 Dat zijn dagen weinig zijn; een ander neme zijn ambt; 9 Dat zijn kinderen wezen worden, en zijn vrouw weduwe. 10 En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven, en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. 11 Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven. 12 Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij. 13 Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht. 14 De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd. 15 Dat zij gedurig voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde. 16 Omdat hij niet gedacht heeft weldadigheid te doen, maar heeft den ellendigen en den nooddruftigen man vervolgd, en den verslagene van hart, om hem te doden. 17 Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem. 18 En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen. 19 Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt. 20 Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den HEERE, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel.

We zagen de onschuldige man op zijn knieën zijn weeklacht uitstorten; nu zien we hem als hij opstaat van de troon der genade, met profetische energie geladen, terwijl hij de voorzegging van hun oordeel op de hoofden van zijn vijanden doet neerkomen. We zullen hem horen spreken als een rechter, bekleed met grimmige gestrengheid, of als de engel des oordeels in het gewaad der wrake, of als het ontblote zwaard der gerechtigheid wanneer ze haar arm ontbloot voor de voltrekking van het vonnis. Hij spreekt niet zozeer voor zichzelf als wel voor alle gesmaden en vertrapten; hij weet dat hij hun vertegenwoordiger en spreekbuis is. Hij vraagt om recht, en terwijl zijn ziel gegriefd is door wrede misdrijven, doet hij zijn verzoek na ernstig beraad, zonder beperkingen in zijn eisen.

Medelijden met kwaadaardigheid hebben zou kwaadaardigheid voor de mensheid zijn; de geslepen zoekers van menselijk bloed de hand boven het hoofd houden zou wreed zijn voor de verdrukten. Nee, liefde, waarheid en medelijden heffen hun wonden op naar de hemel, en roepen wraak af over de vijanden van de on- schuldigen en verdrukten; zij die van goedheid zelf een misdaad maken, en van onschuld een motief voor haat, verdienen het geen genade te ontvangen van de grote Bewaarder van mensen. Wraak is het speciale recht van God. Zoals het een mateloze catastrofe zou zijn als het kwaad er voorgoed ongestraft van af kwam, zo is het een onuitsprekelijke zegen dat de Heere aan de boze en wrede mens vergelding zal doen, en er zijn tijden en gelegenheden dat een goed mens dient te bidden om die zegen. Wanneer de Rechter van het heelal tirannieke wreedheid en vals verraad dreigt te straffen, stemt de deugd daar van harte mee in. Amen, moge het gebeuren, zegt ieder rechtvaardig mens in het binnenste van zijn ziel.

De joden waren zo gewend in deze verzen het oordeel te lezen van verraders, van een wrede en arglistige geest, dat Petrus in de snelle dood van Judas meteen een vervulling van dit vonnis zag, en een reden voor de benoeming van een opvolger, die zijn functie van opziener moest overnemen. Een slecht mens maakt een functie niet slecht; een ander kan heilzaam gebruikmaken van hetgeen hij verkeerd gebruikte.

Vergelding, niet als persoonlijke wraak maar als een maatregel van openbare rechtvaardigheid, daarom vraagt de psalmist. De kwaadaardige man kan voorzeker niet klagen als hij naar zijn eigen regel wordt beoordeeld, en zijn koren met zijn eigen korenmaat toegemeten krijgt. Laat hij krijgen wat hem lief was. Het zijn zijn eigen kippen, en ze moeten terug naar het kippenhok. Hij maakte het bed, laat hij er zelf op gaan liggen. Laat hij drinken wat hij brouwde. Zo praten alle mensen als het over rechtvaardigheid gaat, en hoewel de hoge wet van de liefde alle persoonlijke boosheid overstijgt, zou zelfs de christelijke liefde het vonnis tegen de hier bedoelde lage wezens toch niet verzacht willen zien.

Overweging:

David was een man met een zachtmoedige aard en opmerkelijk vrij van wraakzucht, en daarom kunnen wij ons hem hier voorstellen terwijl hij spreekt als rechter of als een mens die anderen vertegenwoordigt, in wiens persoon grote beginselen gestaafd en grote verwondingen hersteld moesten worden.

Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.