Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud

De schatkamer van David

09 november | Bijbels Dagboek De Schatkamer Van David

1 Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. 2 Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem! 3 Jeruzalem is gebouwd, als een stad, die wel samengevoegd is; 4 Waarheen de stammen opgaan, de stammen des HEEREN, tot de getuigenis Israëls, om den Naam des HEEREN te danken. 5 Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David.

Davids hart lag in de eredienst van God, en hij was opgetogen omdat anderen hem uitnodigden daarheen te gaan waarnaar zijn verlangens al waren uitgegaan. Het moedigt zelfs de vurigste mens aan als hij hoort dat anderen hem oproepen tot een heilige plicht. Het was niet ‘ga’, maar ‘laat ons gaan’; vandaar dat het oor van de psalmist er een dubbele vreugde in vond. Hij was blij omwille van anderen: blij dat ze zelf wilden gaan, blij dat ze de moed en de gulheid hadden om anderen uit te nodigen. Hij wist dat het hun goed zou doen; er kan mensen en hun vrienden niets beters overkomen dan de plaats lief te hebben waar Gods eer woont.

Als wij blij zijn door anderen naar het huis van onze Vader geroepen te worden, hoeveel méér blijdschap zullen wij dan niet ervaren als wij daar inderdaad heen gaan. Wij hebben onze Heere lief, en daarom hebben we Zijn huis lief, en wij voelen steken van sterk verlangen dat wij spoedig de eeuwige woning van Zijn heerlijkheid mogen bereiken. Onze blijdschap bij alleen al de gedachte in Gods huis te zijn, verraadt ons karakter, en getuigt er profetisch van dat wij op een dag gelukkig zullen zijn in het huis van de Vader boven. Wat een heerlijke sabbatspsalm is dit! Bij het vooruitzicht van de Dag des Heeren, en alle gewijde zaken die daarbij horen, verheugt onze ziel zich. Hoe goed kan het ook naar de kerk verwijzen! Wij zijn blij wanneer wij talrijke zielen gereed zien om zich te verenigen met het volk van God. De predikant is vooral blij als velen in verbinding treden met de gemeente en hem om hulp vragen omdat ze zich bij de kerk willen aansluiten. Geen woorden klinken hem méér als muziek in de oren dan het nederige verzoek: ‘Laat ons het huis des Heeren binnengaan.’

David zag in een gezicht de stad gebouwd: geen woestenij meer, of een samenraapsel van tenten, of een stad op papier, begonnen maar niet voltooid. God zij dank, Jeruzalem is gebouwd: de Heere heeft door Zijn glorievolle verschijning Sion opgebouwd. De kerk is een permanente en belangrijke instelling, gefundeerd op een rots, en met wijsheid ingericht. In een kerk is een van de heerlijkste omstandigheden de vastheid van de eenheid: ‘één Heere, één geloof, één doop’. Een kerk moet één in belijden en één in gezindheid zijn, één in getuigenis en één in dienst, één in streven en één in medeleven.

Zij die scheidsmuren willen bouwen in ons Jeruzalem, schaden haar zeer; zij heeft verbinding, geen scheiding nodig. Er is geen vreugde aan, naar een kerk op te gaan die verscheurd wordt door interne onenigheid. De blijdschap van heilige mensen wordt geweld door de hechting van de liefde, de eenheid van het leven; zij zouden verdrietig zijn als zij zagen dat de kerk een huis was dat tegen zichzelf verdeeld is. Sommige christelijke groeperingen blijken uiteen te vallen, en geen weldenkend mens is tot zijn vreugde getuige van scheuringen. De stammen gaan niet daarheen op, want twist en onenigheid trekken hen niet aan.

Overweging:

In het huis van de Heere gaan betekent… samenkomen waar wij God in ons midden kunnen hebben, Zijn Woord horen, Zijn heilige naam aanroepen, en hulp en ondersteuning ontvangen in onze nood.

Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.