En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. Matheus 9:9
De roep naar de man genaamd Mattheus leek toevallig en onwaarschijnlijk. “En Jezus, van daar voortgaande”, Toen deze gebeurtenis voorviel was Hij misschien aan het werk, misschien ging Hij weg van Kapernaüm, of misschien wandelde Hij zomaar in een van de straten. In die tijd waren er ook veel andere mensen in Kapernaüm, maar Christus noemde ze niet. Hij zag hen, maar niet op de bijzondere manier waarop Hij de man genaamd Mattheus zag. En op dezelfde manier, op die dag van barmhartigheid toen u de zegen van de verlossing ontving, waren er misschien veel mensen om u heen, maar voor zover u weet, bereikte de zegen niemand anders dan uzelf. Waarom kwam het dan tot u? U weet het niet, tenzij u hebt geleerd om achter de gordijnen in het Heilige te kijken en te zien bij het licht van de lamp in het voorhangsel. Als u daar hebt gekeken, weet u dat wanneer Jezus Christus voorbij komt, wat de mensen toevalligheden noemen, allemaal opzettelijk zijn, de blikken van Zijn oog zijn allemaal gewijd aan de eeuwigheid; en wanneer Hij naar iemand kijkt, doet Hij dat volgens het eeuwige doel en de voorkennis van God. De Heere heeft al lang geleden naar die man met de naam Matteüs gekeken, dus in de volheid van de tijd moet Jezus Christus die kant op, en Hij moet in liefde en barmhartigheid naar die man met de naam Matteüs kijken. Hij zag hem toen omdat Hij hem al lang geleden had voorzien.
Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.