Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Ziet de Mens! Johannes 19:5
Zo er een Bijbelplaats is, waar onze Heere Jezus volkomen de vreugd en de trooster van de zijnen wordt, dan is dit daar, waar Hij het allerdiepst neerdaalt in de afgrond van ellende. Treedt toe, begenadigden! en aanschouwt de Mens in de hof Gethsémané; aanschouwt zijn hart, dat overvloeit van een liefde, die het niet bevatten kan, dat beklemd is van een droefheid, die naar een uitweg zoekt. Aanschouwt het bloedzweet, dat door zijn poriën heendringt, en op de grond afdruipt. Aanschouwt de Mens, wiens handen en voeten doorgraven worden. Hef het hoofd op, berouwhebbend zondaar, en zie het smartvolle beeld van uw lijdende Heere. Sla Hem gade, de Man van smarte: zijn bloeddruppels versieren zijn doornenkroon met robijnen van onschatbare waarde. Zie de Mens, nu al zijn beenderen zich vaneen gescheiden hebben, nu Hij uitgestort is als water, nu Hij in het stof van de dood gelegd is. God heeft Hem verlaten, de hel gaapt Hem aan. Aanschouw en zie of er immer een leed was dat gelijk staat aan het Hem aangedane? Al gij voorgangers! treedt toe, en aanschouwt dit toneel van smart, zo enig, zo onvergelijkelijk groot, de mensen en engelen een wonder, nimmer aanschouwd. Zie de Man van smarten, wiens zielsangst zijns gelijken niet heeft! Staart Hem aan, al gij rouwdragers, want op de aarde noch in de hemel is er vreugde, zo er bij de gekruisigde Christus geen troost is. Indien er in de losprijs van zijn bloed geen grond van hoop is, dan zijn de harptonen van de hemel vreugdeloos, en dan zullen er geen genietingen gesmaakt worden aan de rechterhand van God. Wensen wij minder terneergedrukt te worden door onze twijfelingen en door ons leed, dan hebben wij ons slechts meer gedurig neer te zetten aan de voet van het kruis. Ziende op zijn smarten, zullen wij over de onze zwijgen; starende op zijn wonden, zullen de onze worden geheeld. Willen wij werkelijk leven, dan moet dit in het beschouwen van zijn dood geschieden; zullen wij in waarde rijzen, zo kan dit slechts plaats vinden bij het beschouwen van zijn vernedering en van zijn smarten.